bij bijl. nr. 200 -4- nisatie) in de afgelopen jaren. blz. 49; Het Stadsgewest stelt hier dat de provinciale stel- lingname inzake de overloop en de ontwikkeling van de werkgelegenheid in grote lijnen overeenkomt met die van het Stadsgewest. Over het verschil van het tuinstedelijk profiel met een maximum aan positief saldo van 12.000 woningen voor migranten en het maximum van 6.300 volgens de provincie behoeft volgens het Stadsgewest geen verschil van inzicht te bestaan. Het zou wenselijk kunnen zijn om de boven grens van 12.000 woningen bij uitwerking van het tuinstedelijk scenario om andere belangen te ver lagen. Op dit moment moet men echter vaststellen dat er wel'degelijk een groot gat zit tussen genoemde maximum aantallen woningen voor de migratie (overloop). blz. 54/ In het commentaar wordt eerst de keuze van een tweede 55; groeistad besproken, waarbij men de voorkeur geeft aan model drie omdat onder andere de beleidsruimte daarbij het grootst is. Vervolgens komt men uitgaan de van de feitelijke gegevens tot de conclusie dat de beleidsruimte nihil is. Op de consequenties daar van voor de keuze van een tweede groeistad komt men echter niet terug. blz. 56; In paragraaf 8.2.4. concludeert het Stadsgewest nog maals dat de tweede groeistad er komt en ook dat er onder voorwaarden 15.000 extra woningen voor migran ten worden geaccepteerd. Niet duidelijk is de betekenis van het woordje "extra" in de vorige zin. Bovendien is het niet juist dat 15.000 woningen onder voor-waarden worden gebouwd, doch 15.000 minus de basismigratie (de zogenaamde speelruimte).

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 973