bij bijl. nr. 200 In de visie van de provincie mogen de resterende 5 550 tot 7 550 15 000 - 9 450/7 450) woningen alleen gerealiseerd worden als aan het voorwaarden- beleid van de provincie is voldaan. Voor het gebied Breda-wordt berekend (zie blz. 101 dat 5 400 woningen niet persé behaeven te worden gebouwd. Realisering van de woningen is wel mogelijk, maar dan wel onder voorwaarden. Dit zou tevens in houden dat het grootste deel van de onder voor waarden te bouwen woningen zou worden gerealiseerd in het gebied Breda. In feite - zoals weergegeven in onze reaktie - ontbreekt echter deze beleids ruimte, omdat alleen al de gemeente Breda niet 1 7 00 maar zo'n 4 S duizend woningen voor migranten bouwt en wel zander voorwaarden. In de reaktie-nota wordt hier gesteld dat de provincie niet duidelijk aangeeft wat wordt bedoeld met de termen "suburbanisatie" en "suburbane termen". Men neemt aan dat de provincie doelt op het verschijnsel dat de be volking uit de stadsregio wegtrekt naar de kernen in het landelijk gebied. De provincie zou dan, nog steeds volgens deze reaktie, niet moeten praten over de rand gemeenten van Breda als suburbane kernen. Het is niet duidelijk of het Stadsgewest het met deze opvatting m.b.t, de suburbanisatie eens is. Op bladzijde 63 stelt het Stadsgewest zich evenwel op achter de filosofie Haagse Beemden. Deze filosofie is mede gebaseerd op de (te) sterke -bev volkingsontwikkelingen in de randgemeenten vooral door een omvangrijke migratie vanuit Breda (suburbanisatie) in de afgelopen Jaren. Het Stadsgewest stelt hier dat de provinciale stelling- name inzake de overloop en de ontwikkeling van de werk gelegenheid in grote lijnen overeenkomt met die van het Stadsgewest. Over het verschil van het tuinstedelijk profiel met een maximum aan positief saldo van 12 000 woningen voor migranten en het maximum van 6 300 volgens

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 979