aan de raad der
gemeente Breda
12/-
6 augustus 1 980
Bijlage nr. 245
Antwoorden op door raadsleden
gestelde vragen.
VRAAG (gesteld in de raadsvergadering van 22 mei 1980).
De heer Ten Wolde:
Verleden week hebben we bij een ongedateerde brief de nota ruimte
lijke hoofdstructuur ontvangen. Het gaat hier om een problematiek die
belangrijke consequenties voor West-Brabant en niet in het minst
voor Breda kan hebben. Tijdens de algemene beschouwingen heb ik er
al enige malen op aangedrongen dat de vertegenwoordigers bij het
stadsgewest worden bewerktuigd met informatie over de standpunten
die Breda gaat innemen, ook vanuit de ambtelijke dienst. De
laatste zin van de begeleidende brief houdt in dat de commissie
ruimtelijke ordening zal worden geïnformeerd over de reactie
van het college op de hoorzitting. Nu de nota ruimtelijke hoofdstruc
tuur in juli in de gs-vergadering komt, lijkt het mij uitermate
zinvol deze reactie de volgende maand in de commissie ruimtelijke
ordening bespreekbaar te maken "en er desnoods - hier zijn immers hoofd
aspecten van Bredase ruimtelijke belangen in het geding - in juni
de raad zijn standpunt over te laten bepalen. Ik zou het college
willen vragen deze weg te bewandelen. We kunnen dan in het stadsge
west - en wellicht ook na de raadsvergadering bij provinciale sta
ten - reageren met een door de raad gedragen standpunt ter zake van
de ruimtelijke hoofdstructuur..
ANTWOORD
In verband met de bijzondere krappe tijdtoemeting was het ons niet
mogelijk het afgeven van de reacties van de gemeente Breda op
a. de concept-reactie van het dagelijks bestuur van het stadsgewest
op de Nota Ruimtelijke Hoofdstructuur 1980
b. de Nota Ruimtelijke Hoofdstructuur 1980 van de provincie
te doen plaatsvinden via. de gemeenteraad.