bijl. nr. 245 blijkt, dat er in de regio Breda zonder meer behoefte bestaat aan deze vorm van onderwijs. De gemeenschappe lijke schoolraad pleit ervoor, dat de gemeente Breda alles in het werk zal stellen om te zorgen, dat een goed lopend Stedelijk Gymnasium gehandhaafd kan blijven. Ad 5: De inspecteur van het A.V.O. deelt mede niet van advies te kunnen dienen, omdat het niet gebruikelijk is dat een rijksinspecteur anders dan aan de minister over een wetswijziging advies uitbrengt. Ad 6In het commentaar van de V.N.G. op bedoelde wetswijzi ging wordt vooral aandacht gevraagd voor de positie van de huidige categorale gymnasia en de gevolgen van een eventuele wetswijziging voor het opheffingsbeleid De V.N.G. meent dat haar commentaar voor een belangrijk deel ook de bezwaren van de oudervereniging van het Stedelijk Gymnasium meeneemt. Voorts brengen wij onder Uw aandacht, dat staatssecre taris De Jong van onderwijs en wetenschappen voor 1980 in de Eerste Kamer der Staten-Generaal op 15 april j.l. heeft medegedeeld, dat de reacties van zowel de onder wijsorganisaties als van de onderwijsraad hem aanleiding hebben gegeven zich opnieuw te bezinnen op de inhoud van het wetsontwerp. Letterlijk heeft de heer De Jong gezegd. "Ik wil wel aangeven, in welke richting ik denk ter zake van die heroverweging. Thans hebben wij in het VWO 6 soorten: 3 ongedeelde en 3 gedeelde. Het voorontwerp stelde in plaats daarvan één soort voor, weliswaar niet verplicht voor scholen, die dit wensen. Nagenoeg alle adviezen vonden dit een te forse stap. Ik heb daarvoor voor mijzelf de conclusie getrokken, dat het daarom ver standig is een tussenweg te bewandelen. Derhalve gaan mijn plannen nu in de richting van 3 soorten VWO: gymna sium, atheneum en lyceum, alle drie ongedeeld, met daar bij niet de verplichting voor bestaande scholen daartoe over te gaan. Het categorale gymnasium blijft ook bestaan". -11-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1073