bijl. nr. 245
Voor de late beantwoording van Uw vragen bieden wij U onze
verontschuldiging aan.
VRAAG (d.d. 9 maart 1980 ingevolge art. 40, 2e lid R.v.O.).
De heer N. Garritsen:
1. Kan het college mededelen welke functies dhr. Römkens ver
vult, en welke daarvan onverenigbaar zijn met het lidmaat
schap van de raad?
2. Heeft het college in haar vergaderingen gesproken over de
vervulling van de vacante wethouderszetels en is daarbij
ook aan de orde geweest een eventueel wethouderschap van
de heer Römkens?
3. Is de heer Römkens voor het gehele huidige college accep
tabel als wethouder? Zo niet, waarom niet?
4. Zijn er, na het plotseling aangekondigde vertrek van de
heer Broeders, op dit ogenblik wethouders die overwegen
op te stappen voor het aflopen van deze raadsperiode?
Zo ja, wie en wanneer?
ANTWOORD
Ad 1De tot raadslid benoemde legt tegelijk met de geloofs
brief een door hem ondertekende verklaring over, ver
meldende alle openbare betrekkingen, die hij bekleedt
(artikel U4 van de kieswet). Na het onderzoek van de
geloofsbrief beslist de raad over toelating van de
benoemde
Ad 2: Deze vraag wordt ontkennend beantwoord.
Ad 3: De door U gestelde vraag is niet in het college van
burgemeester en wethouders aan de orde geweest.
De wethouders worden gekozen door de raad.
Ad 4: Wanneer dat het geval zou zijn, wordt U daarvan onge
twijfeld op de hoogte gesteld.
-14-