bijl. nr. 280 Ten aanzien van het onder V genoemd voorstel tot het in stellen van een bestemmingsfonds ten behoeve van de kos ten van uitwinning bij executies mogen wij U het volgende mededelen Ingevolge artikel 20, lid 3, van de gemeenschappelijke re geling wordt het batig saldo niet meer aan de reserve toe gevoegd, doch over de aangesloten gemeenten verdeeld, zo dra en zolang de reserve 5% of meer bedraagt van de uit staande hypothecaire leningen. Om de noodzakelijke hoogte van het reservefonds te bepalen werd onlangs door de wiskundige afdeling van het accountants kantoor van Dien en Co te Eindhoven een berekening gemaakt. Op grond-van deze berekening werd de noodzakelijke hoogte van het reservefonds op 28 miljoen gulden becijferd, ter wijl de werkelijke hoogte momenteel ca. 50 miljoen gulden bedraagt Het bedrag van de uitstaande hypothecaire leningen bedraagt 2 miljard gulden. Uit het vorenstaande blijkt, dat de winst pas over de aan gesloten gemeenten verdeeld kan worden, zodra de reserve bij de huidige stand van zaken boven de 100 miljoen gulden uitkomt (5% van 2 miljard gulden). Het is duidelijk dat dit een theoretisch bedrag is en dat dit in de praktijk nooit gehaald zal worden. De reeds genoemde reserve ad 28 miljoen gulden is onmisbaar als risico-dekking voor calamiteiten die in een hypotheekportefeuille kunnen optreden. Het dagelijks bestuur is van oordeel dat op basis van de thans geldende regeling de gemaakte winst nooit over de aangesloten gemeenten verdeeld zal kunnen worden en heeft in verband hiermede naar mogelijkheden gezocht om voor de overtollige reservemiddelen een bestemming te vinden, voor zover het verschil tussen de werkelijke reserve en de be cijferde noodzakelijke reserve als overtollig kan worden aangemerkt -3-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1193