bijl.nr. 342 Voor de jeugd zou er iets op dit terrein gedaan kunnen worden in de vorm van het aanbrengen van speeltuig. Thans wordt door de jeugd uit verveling het nodige vernield omdat er niets is. Appellant is van mening dat een ijsbaan ook een goede oplos sing zou zijn omdat er naar zijn mening voldoende geld is, doch niet voor zulke doeleinden gebruikt wordt. Naar zijn mening is er veel geld verknoeid door het parkje voor zijn huis te veranderen in een woeste akker. Het was beter geweest een gedeel te parkeerterrein te maken, omdat men nu de auto niet meer kwijt kan. Bovendien is er geld uitgegeven voor een woonwagenkamp in de om geving. Appellant is van mening dat het beter was geweest dit direct te doen aanleggen in de Haagse Beemden. Appellant hoopt dat het terrein bestemd kan worden voor jeugd en sport. Met betrekking tot de ingediende bezwaren merken wij het navol gende op. Onderzocht zal worden of het parkeren zal kunnen geschieden in combinatie met parkeervoorzieningen ten behoeve van het aangren zend sportcomplex. Indien een en ander niet mogelijk is zal het parkeren geheel op eigen terrein moeten plaatsvinden. De opmerkingen van appellant met betrekking tot alternatieve be stemmingsmogelijkheden zoals ijsbaan en speelterrein voor de jeugd zijn naar onze mening niet relevant, omdat al sinds 1970 besprekingen gaande zijn met schoolbesturen en het ministerie van onderwijs en wetenschappen over vervangende terreinen voor scholenbouw, waardoor het onderhavige terrein buiten beschouwing is gelaten bij het voorzien in de geraamde terreinbehoefte aan sportterreinen De overige door appellant gemaakte opmerkingen achten wij met be trekking tot de onderhavige partiële herziening niet van belang. De stedebouwkundige adviesraad heeft medegedeeld (advies d.d. 17 maart 1977) te kunnen instemmen met de voorgestelde wijziging van het bestemmingsplan. Wel heeft de stedebouwkundige adviesraad enkele punten ter over weging aangedragen n.l. -2-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1492