bijl. nr. 384
Een en ander mag erop wijzen dat het stadsgewestelijke uitzend
bureau aan de verwachtingen heeft voldaan. Hiermee kan het bureau
als een concreet aanvullend instrument voor de arbeidsvoorziening
worden beschouwd, dat waardevol is voor het Stadsgewest.
3Rijksplannen.
In ons land bleek op diverse plaatsen grote belangstelling te be
staan voor'een dergelijk initiatief als het uitzendbureau. Van
vele zijden is dan ook bij het Stadsgewest geïnformeerd naar de
doelstellingen, de werkwijze en de organisatie van het bureau. De
uitzend formule in handen van een niet-commerciële instelling blijkt
door velen als een waardevol instrument gezien te worden voor de
afstemming van een deel van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt.
Het mag daarom geen verwondering wekken dat ook de rijksoverheid
dit instrument als aanvullend instrument voor haar arbeidsvoor
ziening wilde gebruiken. Eind 1976 begint vanuit de tweede kamer
reeds de aandrang tot het instellen van een aantal non-profit in
stituten die in het gehele land in nauwe samenwerking met de ar
beidsbureaus de uitzendformule als arbeidsvoorzieningsinstrument
kunnen aanwenden. In februari 1977 is het Stadsgewest door de
H.I.D. van de arbeidsvoorziening in Noord-Brabant voor het eerst
geïnformeerd over de rijksplannen tot het instellen van een lande
lijke stichting voor niet-commerciële uitzendbureaus. .Sindsdien
is er regelmatig overleg gevoerd over deze plannen met de afdeling
arbeidsvoorziening van het ministerie van sociale zaken en met het
in november 1977 geformeerde bestuur van de Stichting Uitzend
bureau Arbeidsvoorziening. Dit bestuur is evenals de stadsgeweste
lijke bestuurscommissie samengesteld uit vertegenwoordigers van
de overheid, de werknemers en de werkgevers. In het overleg is de
eventuele integratie van het uitzendbureau binnen de landelijke
stichting onderwerp van bespreking geweest.
4Stadsgewestelijk standpunt.
Na een grondige vergelijking van de doelstellingen van de lande
lijke stichting en het stadsgewestelijk uitzendbureau, is de be
reidheid tot overdracht van het bureau uitgesproken. Een naast
elkaar functioneren van twee overheidsbureaus met een vrijwel ge
lijke doelstelling werd namelijk niet wenselijk geacht. Ondanks
enige formele verschillen in doelstelling en werkwijze tussen de
bureaus is men overtuigd van een volledige voortzetting van de