Wij zijn van oordeel, dat wij hiermee niet te kort doen aan de hiermede verband houdende democratische beginselen. Dat één lid bij het ontbreken van de vereiste mede-ondertekening of ondersteuning gèèn gebruik kan maken van deze rechten zal als een consequentie van de verkiezingsuitslag geaccep teerd moeten worden. Ondanks de naar voren gebrachte alternatieve mogelijkheden acht de meerderheid van ons college geen voldoende termen aanwezig om de op dit punt bestaande regeling te wijzigen. Overigens merken wij nog op, dat het Reglement van orde voor de Tweede Kamer met betrekking tot genoemde zaken eveneens een hiermede te vergelijken eis kent. Volledigheidshalve wijzen wij erop, dat in enkele gevallen het "ondersteunen" niet mogelijk is gemaakt. Dit is het ge val bij een initiatiefvoorstel en bij een voorstel tot het indienen van een (sub-amendementDe vereiste mede-onderteke ning dient in deze gevallen als een onderdeel van de voorbe reiding te worden aangemerkt. Artikel 16 Hoewel de financiële vergoeding voor de leden van de raad niet meer is gekoppeld aan het al dan niet bijwonen van de vergadering achten wij de handhaving van de regeling inzake de presentielijst voor de goede orde van de vergadering ge wenst. Naast het vergaderquorum (artikel 18, eerste lid) en het quorum voor de geldigheid van de tot standkoming van een besluit is de presentielijst eveneens van belang voor het bepalen van de volgorde voor het uitbrengen van stemmen. Zie voor dit laatste, artikel 35, tweede lid. Artikel 20 Volstaan wordt met te wijzen op de in de praktijk reeds ge volgde werkwijze, die wel wordt aangeduid als "uitzuiveren". Zie hiervoor het tweede lid, tweede volzin, van dit artikel. Artikel 24 Aangezien het niet-naleven van het bepaalde in het reglement van orde gelijk wordt gesteld met het verstoren van de orde houdt het handhaven van de orde in de vergadering van de raad mede het handhaven van dit reglement in (tweede lid). Artikel 27 Het bepaalde in het eerste lid van dit artikel is gewijzigd in die zin, dat de tekst meer -aansluit aan het bepaalde in artikel 129 van de gemeentewet. Dit artikel regelt de ver antwoordingsplicht" van de leden van het college van burge meester en wethouders, waaronder de burgemeester, aan de raad voor het gevoerde bestuur. Deze verantwoordingsplicht valt uiteen in de verplichting tot het verstrekken van in lichtingen met als mogelijke uiteindelijke sanctie het opzeg gen van het vertrouwen en het verlenen van tussentijds ont slag aan een wethouder (artikel 87a van de gemeentewet).

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1718