gemeente Breda
!^>X<>X<j&
|1)\>X</(J1
bij bijlage nr. 401
b_ï_2_b_A_2_?> N
0_R_D_E
UITTREKSEL uit de GEMEENTEWET en de KIESWET
A. GEMEENTEWET
Artikel 25
Het lidmaatschap van de raad is onverenigbaar met de be
trekking van:
a. minister;
b. staatssecretaris;
c. commissaris des Konings in de provincie;
d. lid der Gedeputeerde Staten;
e. griffier der Staten;
f. ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aange
steld of daaraan ondergeschikt.
Het bepaalde onder f is niet van toepassing op:
1. ambtenaren van de burgerlijke stand;
2. hen die als vrijwilliger niet bij wijze van beroep
hulpdiensten verrichten.
Met ambtenaar, bedoeld onder f, worden voor de toepassing
van dit artikel gelijkgesteld, zij die in dienst der ge
meente op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werk
zaam zijn.
Artikel 26
De leden van de raad mogen:
a. in rechtsgedingen, waarin de gemeente betrokken is,
niet als advocaat of procureur werkzaam zijn;
b. niet medestemmen over de vaststelling of goedkeuring
der rekening van een lichaam waaraan zij rekenplichtig
zijn of tot welks bestuur zij behoren;
c. noch middellijk, noch onmiddellijk, deelnemen aan
onderhandse pacht van gemeentegoederen of inkomsten,
aan leveringen of aannemingen ten behoeve der gemeente,
aan het kopen van betwiste vorderingen te haren laste.
Artikel 45
Bij het aanvaarden hunner betrekking wordt door de leden
van den raad, in de vergadering, in handen van den voor
zitter, de volgende eed of belofte afgelegd:
"Ik zweer (beloof) trouw aan de Grondwet en aan de wetten
"des Rijks en dat ik de belangen der gemeente met
"al mijn vermogen zal voorstaan en bevorderen.
"Zoo waarlijk helpe mij God almachtig!"
"Dat beloof ik