Zittingsduur Artikel 2 1De benoeming van de leden en de plaatsvervangende leden vindt plaats in de eerste vergadering van elke zittings periode van de raad. 2. De aanwijzing van de voorzitter vindt plaats in de verga dering van het college van burgemeester en wethouders, waarin de taakverdeling voor de leden van het college voor de betreffende zittingsperiode van de raad wordt vastgesteld 3. De leden en de plaatsvervangende leden worden benoemd en de voorzitter wordt aangewezen voor de duur van de zit tingsperiode van de raad. De door burgemeester en wethou ders krachtens het bepaalde in artikel 1, derde lid, vast te stellen regeling met betrekking tot de vervanging van de voorzitter geldt voor de duur van de zittingsperiode van de raad. 4. De benoeming van de leden en de plaatsvervangende leden gaat in op het tijdstip waarop deze wordt aanvaard. 5. Een lid of een plaatsvervangend lid dat ophoudt lid van de raad te zijn houdt tevens op lid of plaatsvervangend lid van de commissie te zijn. 6. De voorzitter die ophoudt lid van het college van burge meester en wethouders te zijn houdt tevens op voorzitter van de commissie te zijn. 7. Een lid of een plaatsvervangend lid kan te allen tijde tussentijds ontslag vragen. Het lid of het plaatsvervangend lid aan wie op zijn verzoek tussentijds ontslag is verleend blijft als lid of als plaatsvervangend lid deel uitmaken van de commissie totdat de opvolger de benoeming heeft aanvaard 8. De raad kan te allen tijde tussentijds aan een lid of een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1767