ruimtelijke ordening:
wanneer de begrote kosten van het werk, met
inbegrip van de omzetbelasting, waartoe de
vergunning wordt verleend door of vanwege
burgemeester en wethouders overeenkomstig
het bepaalde in het zesde en zevende lid
hiernavolgend zijn bepaald op:
a. f 10.000,-- of minder f 29,50
b. meer dan f 10.000,-- f 44,--
a. de leges voor een toegestane wijziging op
een reeds verleende bouwvergunning of aan-
legvergunning bedragen, indien het bedrag
der overeenkomstig het eerste lid vastge
stelde bouwkosten of kosten gelijk blijft
of lager wordt f 29,50
b. indien het bedrag der bouwkosten of kosten
ten gevolge van de wijziging hoger wordt,
worden de verschuldigde leges overeen
komstig het bepaalde in het eerste lid
berekend over het verhoogde bedrag der
begrote bouwkosten c.q. kosten;
c. bedraagt het verschil tussen het onder b.
bepaalde legesbedrag en het voor de
eerder verleende vergunning verschuldigde
bedrag minder dan f 29,50 dan wordt aan
bijkomende leges ten minste een bedrag
geheven van f 29,50
Indien het verlenen van de vergunning als bedoeld in de
voorgaande leden is voorafgegaan door een openbare bekend
making in een of meer dagbladen, worden de overeenkomstig
die leden verschuldigde leges verhoogd met, f 157,50
De in het eerste, derde en vierde lid. bedoelde begroting
van kosten wordt door of vanwege burgemeester en wethouders
vastgesteld, uitgaande van de door de aanvrager over te
leggen raming, tekening(en) en bestek(ken).
Bij de vaststelling van de begrote kosten is de aftrek
der belasting, bedoeld in artikel 2, juncto artikel 15
van de wet op de omzetbelasting 1968, uitgesloten.
Burgemeester en wethouders geven van deze vaststelling
schriftelijk kennis aan de aanvrager.
Indien de bij de aanvrage om vergunning overgelegde begro
ting van kosten naar het oordeel van burgemeester en wet
houders onjuiste gegevens bevat, stellen zij het bedrag
van de geraamde kosten alsnog vast op een bedrag dat in
overeenstemming moet worden geacht met de reëele bouwkos
ten en worden de leges naar dat bedrag berekend.
Indien de in het eerste, derde en vierde lid bedoelde
vergunning, voordat daarvan gebruik is gemaakt, wordt
ingetrokken om redenen bij de aanvrager gelegen of ambtshalve
wordt ingetrokken op grond van artikel 52 van de woningwet
wordt aan leges berekend 3/8 deel van hetgeen krachtens
het eerste lid verschuldigd is, met een minimum van f
29,50 in voorkomende gevallen vermeerderd met het bedrag
dat op grond van het bepaalde in het vijfde lid is
verschuldigd.