aan de raad der
gemeente Breda
14-10-1980
F/73583
Volgens de verordening onroerend-goedbelastingen 1979 worden
de onroerend-goedbelastngen geheven naar de waarde welke aan
het onroerend goed in het economische verkeer kan worden toe
gekend.
Voor de vaststelling van deze heffingsgrondslag wordt de waarde
in het economische verkeer bepaald op die welke aan het onroerend
goed dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde
eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrij
ger het goed in de staat waarin het zich bevindt, onmiddellijk
en in volle omvang in feitelijk gebruik zou kunnen nemen.
Genoemde verordening bepaalt verder dat de heffingsgrondslag
wordt vastgesteld naar de toestand op 1 januari 1976.
Dit betekent dat de onroerend-goedbelastingen thans geheven
worden naar de waarde die op 1 januari 1976 aan het onroerend
goed in vrij opleverbare staat kan worden toegekend.
4 Artikel 3 van het besluit gemeentelijke onroerend-goedbelastin-
gen bepaalt dat de heffingsgrondslag wordt vastgesteld naar
de toestand bij het begin van het belastingjaar dan wel naar
de toestand op een bij de be 1 astingverordening te bepalen ten
hoogste vijf jaren eerder vallend tijdstip.
De waarde in het economische verkeer naar de toestand op 1 janu
ari 1976 kan dus nog maar worden gebezigd als grondslag van
heffing tot en met het belastingjaar 1981. Voor de belastingjaren
1982 en volgende, zal de heffingsgrondslag dus wettelijk nood
zakelijk naar een andere, binnen de termijn van 5 jaren vallende,
toestand op 1 januari moeten worden vastgesteld.
Bijlage nummer
415
Voorstel van burgemeester en
wethouders om akkoord te gaan
met de wijze waarop voor de
belastingjaren 1982 en volgen
de, de waarde in het econo
mische verkeer van de in de
gemeente gelegen woningen voor
de heffing van de onroerend-
goedbelast ingen zal worden
verhoogd