bijlnr415 Voor de vaststelling van de heffingsgrondslag naar de toestand op 1 januari 1979 ten behoeve van de heffing van deze belastin gen voor de belastingjaren 1982 en volgende, kan de hierna om schreven werkwijze worden gehanteerd, waarbij in tegenstelling tot de werkwijze tot vaststelling van de waarde naar de toestand op 1 januari 1976, thans de omgekeerde volgorde kan worden ge kozen n 1 1. Alle bijzondere gebouwen worden individueel gewaardeerd naar de toestand op 1 januari 1979. 2. De waarde in het economische verkeer van alle woningen naar de toestand op 1 januari 1976 wordt op administratieve wijze langs de weg van de automatisering op indexbasis verhoogd naar de toestand op 1 januari 1979. Om vast te kunnen stellen met welk percentage de waarde in het economische verkeer van de woningen per 1 januari 1976 tot het waardeniveau van 1 januari 1979 moet worden verhoogd is de vol gende werkwijze gevolgd. 1. Onderzocht is of er landelijke cijfers bekend zijn omtrent de prijsontwikkeling van de woningen in de jaren 1976 tot en met 1978. De Nederlandse Bond van Makelaars in onroerende goederen deelt in een brief van 22 juni 1979 mede dat de stijging van de prijzen van bestaande woningen landelijk bedroeg in 1976 30% in 1977 24% en in 1978 2 1/2%. Uit bovengenoemde gegevens blijkt dat de totale landelijke gemiddelde prijsverhoging van de woningen van 1 januari 1976 tot 1 januari 1979 65,23% bedroeg. 2. De prijzen van de in de periode 1 oktober 1978 tot en met 31 maart 1979 in de gemeente Breda gerealiseerde verkopen van woningen (totaal 411 transporten) zijn vergeleken met de voor deze woningen ten behoeve van de heffing van de onroerend-goedbelastingen vastgestelde heffingsgrondslagen naar de peildatum van 1 januari 1976. De prijzen van de woningen in deze periode geven naar onze mening, na enige corrigerende matiging, een degelijk inzicht in het niveau van de waarde in het economische verkeer, als bedoeld in artikel 5 van het Besluit gemeentelijke onroerend-goedbelas- tingen, naar de peildatum van 1 januari 1979. Deze matiging is noodzakelijk omdat de verkoopprijzen die in het onderzoek zijn betrokken in het algemeen via een onderhandse overeenkomst tot stand zijn gekomen. Het is algemeen bekend dat bij onder handse transacties de koopprijzen een maximale hoogte bereiken. Tevens moet er rekening mee worden gehouden dat in veel van deze prijzen een gedeelte is begrepen voor de overname van roe rende goederen Wij zijn van mening dat voor de vaststelling van de waarde in het economische verkeer voor de heffing van de onroerend-goed- belastingen met de top van de gerealiseerde koopsommen geen rekening gehouden dient te worden. Dat gedeelte van de koop sommen dat geacht moet worden te zijn betaald voor de overname van roerende goederen dient voor deze vaststelling eveneens niet in aanmerking te worden genomen. 3

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1913