3
bijl. nr. 438
ad d. Wij kunnen geen principiële bezwaren zien tegen het
benoemen van een voorzitter van buiten de stadsgewest-
raad, maar wij handhaven onze opvatting dat deze ver
ruimde mogelijkheid slechts in het uiterste geval
gepraktiseerd dient te worden vanwege de grotere af
stand tot gemeentebesturen die op die wijze tot stand
zou komen en vanwege de financiële consequenties.
In vergelijking met de vragen welke in 1979 door het stadsgewest
zijn gesteld, blijkt h-et huidige voorstel slechts een regeling
te treffen voor een beperkt aantal van deze vragen. Zo is niet
aan de orde gebracht een tweetal naar de mening van Breda zeer
belangrijke kwesties:
1. een samenstelling van de gewestraad die een betere afstem
ming vormt van de politieke verhoudingen in de regio;
2. de kwestie van het vetorecht, welke besloten ligt in de hui
dige regeling, waarbij een wijziging van de stadsgewestrege
ling de instemming van alle deelnemende gemeenten dient te
hebben
Het stadsgewest is blijkbaar met betrekking tot deze vragen
(nog?) niet tot een duidelijk voorstel gekomen. Wij menen hier
over onze teleurstelling te moeten uitspreken.
Resumerend stellen wij U voor het stadsgewest het volgende te
berichten
1. De gemeente Breda heeft geen bezwaar tegen de voorgestelde
wijzigingen van de bestuursorganen van het stadsgewest Breda.
2. De gemeente Breda spreekt er haar teleurstelling over uit
dat een discussie over een meer op de politieke verhoudingen
in het gewest afgestemde samenstelling van de stadsgewest-
raad nog niet is afgerond.
Ons college doet dit voorstel overeenkomstig het advies van
de commissie algemene zaken.
Burgemeester en wethouders van Breda,
Merkx burgemeester.
Van den Dam secretaris.
*1igt ter visie