aan de raad der
gemeente Breda
14-10-1980
BK/68612
Van de heer R.3. Stoutjesdijkwonende van der Borchlaan 15
te Breda, hebben wij op 28 mei 1980 een schrijven* ontvangen
waarbij hij in beroep komt tegen een tweetal besluiten van ons
college d.d. 23 april 1980, nummers BK/32292 en BK/32531*, tot
weigering van een vergunning tot het exploiteren van een kamer
verhuurinrichting in de panden Baronielaan 106 en 139/139a.
Deze besluiten werden hem op 9 mei 1980 toegezonden.
Het beroep is binnen de in artikel 34 van de verordening op
logeer- en/of kamerverhuurinrichtingen gestelde termijn inge
steld, zodat appellant in zijn beroep kan worden ontvangen.
Meerdere malen is er bij de exploitant op aangedrongen, de be
treffende panden door het treffen van voorzieningen in overeen
stemming te brengen met de daaraan in genoemde verordening ge
stelde eisen.
Doordat ten tijde van het nemen van de aangevallen beschikkin
gen de panden Baronielaan 106 en 139/139a op vele punten niet
voldeden aan de in de verordening gestelde eisen, leverde dit
een imperatieve weigeringsgrond op, zoals bedoeld in artikel
5, eerste lid, onder a, van genoemde verordening.
De heer Stoutjesdijk motiveert zijn beroepschrift door te stel
len, dat de vereiste voorzieningen inmiddels grotendeels zijn
getroffen. Uit het advies van de directeur van de dienst van
openbare werken d.d. 12 september 1980* blijkt, dat hiervan
tijdens een gehouden controle niet is gebleken.
Conclusie is derhalve, dat de omstandigheden die destijds heb
ben geleid tot het weigeren van de gevraagde vergunningen zich
inmiddels niet hebben gewijzigd.
Bijlage nummer
442
Voorstel van burgemeester en
wethouders inzake het beroep
ingesteld door de heer R.3.
Stoutjesdijk tegen de beslui
ten tot weigering van een ver
gunning ten behoeve van de ex
ploitatie van een kamerver-
huur inr icht ing in de panden
Baronielaan 106 en 139/139a.