bijl.nr. 443
1
I
t er
Het is ons onduidelijk wat wordt bedoeld met "boete" in de derde
alinea van de brief van het advokatenkollektiefDoor de gemeente
wordt namelijk geen dwangsom, hetgeen als boete kan worden uitge
legd gevorderd.
Natuurlijk kost het voeren van de procedure geld. Het is niet
meer dan billijk dat deze kosten (gerechtelijke en buitengerechte
lijke) voor rekening van de nalatige huurder komen. Als dit
niet zo zou zijn zouden de overige huren moeten worden verhoogd
om de incassokosten als gevolg van wanbetaling te bestrijden.
Ook deze kosten kunnen door het kollektief als boete zijn opge
vat. Het geeft dan natuurlijk wel een vertekend beeld om van
een "boete" te spreken.
In de brief wordt naar voren gebracht, dat de huurder na het
vonnis geen recht op huurbescherming heeft. Dit in de zin dat
de gemeente met ingang van de dag van het vonnis de huurder
van de ene op de andere dag op straat kan zetten, ook als de
huur wel wordt betaald.
Deze zinsnede doet veronderstellen dat de gemeente de huurder
op een slinkse wijze van zijn rechten zou beroven.
Het omgekeerde is eeder waar. Door de verplichtingen welke overeengekomen
zijn bij het aangaan van de huurovereenkomst niet na te komen,
verwerkt de huurder zijn rechten met betrekking tot het huurgenot
van de door hem gehuurde woning. Daarnaast zij opgemerkt dat
in het geval de huurschuld voldaan is, zeker geen huisuitzetting
kan plaatsvinden. Dit zou betekenen dat de gemeente in een dergelijk
geval ofwel misbruik van recht zou maken dan wel huisvredebruik
zou plegen.
Het advokatenkollektief stelt nog een bepaalde huurschuld aan
de orde. Dit ter adstructie van haar bewering dat het meermalen
voorgekomen is dat invordering van een huurschuld doorgezet
wordt terwijl de huurschuld al betaald is.
De bewering alleen al komt ons vreemd voor. Het is toch bekend
- en zeker bij een advokatenkollektief - dat door het tonen
van betalingsbewijzen de invordering wordt stopgezet. Indien
in zo een geval de invordering toch wordt "doorgedrukt" en be
taald wordt is er sprake van een onverschuldigde betaling en
waarschijnlijk ook van een onrechtmatige daad jegens de huurder
en dus wordt geen invordering "doorgedrukt" van reeds betaalde
huurpenningen. Indien dit toch gebeurd mocht zijn, hetgeen ons
onbekend is, moet er sprake geweest zijn van communicatiestoor
nissen en zijn, naar wij aannemen, excuses aangeboden aan de
betreffende huurder.
In het door het advokatenkollektief genoemde geval is de invorde
ringsprocedure als volgt verlopen:
23 mei 1979: woningbedrijf stuurt aangetekende brief aan
huurder, waarbij deze wordt gemaand twee maanden
huurachterstand te voldoen, namelijk april en
mei 1979
13 juni 1979: drie maanden huurachterstand t.w. april, mei