bij bijl.nr. 460
-3-
k. overleg en samenwerking met andere huishoudingen van
de gemeente om deze in staat te stellen de hun opgedragen
taken - voor zover bij de voorbereiding en de uitvoe--
ring daarvan een beroep wordt gedaan op danwel een inbreng
wordt verlangd van de huishouding - zo goed mogelijk te
kunnen uitvoeren;
1. overige werkzaamheden, die naar hun aard tot taak van de
huishouding behoren en werkzaamheden waarvoor door de
burgemeester en wethouders - de directeur gehoord - op
dracht is verstrekt.
i
Leiding en verantwoording
Artikel 4
1. Aan het hoofd van de huishouding staat een directeur; hij
wordt door de raad benoemd op aanbeveling van zo mogelijk
tenminste twee personen door burgemeester en wethouders
in te dienen;
2. De directeur staat onder het gezag van burgemeester en wet
houders; hij is aan hen verantwoording verschuldigd over
de door hem gevoerde leiding van de onder hem geplaatste
huishouding en over de uitvoering van de aan de huishouding
opgedragen werkzaamheden; hij oefent zijn taak uit met
inachtneming van door burgemeester en wethouders gestelde
of te stellen regelen;
3. De directeur doet aan burgemeester en wethouders voor
stellen omtrent de door hen te treffen maatregelen met
betrekking tot het personeel, dat hem bij de vervulling
van de aan de huishouding opgedragen taken behulpzaam is;
4. De directeur regelt, met inachtneming van de bepalingent
van deze verordening en andere door de raad of burgemeester
en wethouders gestelde of te stellen regelen, de werkzaam
heden van het onder zijn leiding staande personeel;
5. De directeur ondertekent de van de huishouding uitgaande
stukken; hij kan één of meer ambtenaren aanwijzen, die
namens hem bepaalde, met name aangewezen - van de huis
houding uitgaande - stukken ondertekent/ondertekenen.
Van deze aanwijzing geeft de directeur vooraf schriftelijk
kennis aan burgemeester en wethouders.
Artikel 5'.
1. De directeur brengt periodiek verslag uit aan burgemeester
en wethouders over de gang van zaken binnen de huishouding;
2. Burgemeester en wethouders stellen regelen met betrekking
tot de vorm waarin en de frequentie waarmee het in het eer
ste lid van dit artikel bedoelde verslag moet worden uit
gebracht;
3. De directeur doet onverwijld mededeling aan burgemeester
en wethouders van alle buitengewone voorvallen de huishouding
betre ffende