aan de raad der
gemeente Breda
tnnrt?
Bijlage nummer
464
11-11-1980
St/7/77331
Voorstel van burgemeester
en wethouders tot wijzi
ging van de parkeergeld-
en parkeerautomatenveror-
dening
Op 22 mei 1980 heeft U ons voorstel met betrekking tot
de uitwerking van het parkeerbeheer in de binnenstad aan
genomen
In dit voorstel was inbegrepen een jaarlijkse verhoging
van de parkeertarieven tot en met 1987, om het totale par
keerbeheer rendabel te houden.
Ter herinnering hieraan geven wij U in het kort enige
punten weer uit de eerder genoemde nota.
Het parkeervraagstuk in de binnenstad is, uitgaande van
een verkeers- en vervoerbeleid, in hoofdzaak een vraagstuk
van ruimte, distributie en kosten.
Er bestaat een duidelijke relatie tussen de verblijftijd
in de binnenstad en de loopafstand die men moet overbrug
gen tussen de parkeerplaats en het reisdoel. Bij het ge
brek aan voldoende dicht bij elk reisdoel gesitueerde par
keerplaatsen houdt dit in dat kortparkeren dichter bij
het reisdoel en langparkeren verder van het reisdoel af
gesitueerd kan en moet worden.
De combinatie van toegestane parkeerduur en parkeertarief
is een stuurmiddel voor deze distributie.
De betaalde parkeerplaatsen (meters en automaten) die in
het centrum liggen hebben op dit ogenblik nagenoeg alle
een maximaal toegestane parkeerduur van één uur met een
tarief van 1,per uur. De- overige betaalde parkeer
plaatsen in en buiten de binnenstad hebben een tarief van
0,75 per uur met een parkeerduur, die varieert van één
tot vier uur. Daarnaast zijn er nog enkele kortparkeer-
plaatsen met een maximale parkeerduur van twintig minuten.
Wij streven ernaar om de betaalde parkeerplaatsen in en
vlak bij de toegangen van het voetgangersdomein de hoogste
tarieven te laten betalen voor de kleinste tijdeenheid.
De overige betaalde parkeerplaatsen in en buiten de
binnenstad hebben iets lagere tarieven en een langere par
keerduur
Een overzicht van de tarieven, zoals die in bovengenoemde
nota staan opgenomen voor 1 januari 1981 treft U hierbij
aan.