-11- bijl. nr. 58 6. Acht het college - indien b. en w. inderdaad voorstellen, zoals bedoeld in het meergenoemde artikel heeft gedaan - een aantal uitgangspunten waarop het voorstel van b. en w. schijnt te berusten, mede-bepalend voor de invulling van de meerjarenbegroting? Indien het antwoord bevestigend is, welke rechtvaardiging liggen aan deze voorstellen ten grondslag nu de behandeling van de meerjarenbegroting verder in de toekomst is verschoven? 7. Gelet op de langdurige besprekingen en de vertrouwelijkheid, die daarmede is gepaard gegaan zou de conclusie kunnen worden getrokken dat Uw college de mening is toegedaan dat de belangen dermate groot zijn dat de beslissingen in alle rust moeten worden genomen c.q. de besprekingen dienen te worden gevoerd. Wordt deze conclusie door Uw college onderschreven? In bevestigend geval acht het college het dan juist, dat deze werksfeer niet aan de vertegenwoordigers van de Bredase be volking i.e. de raad wordt geboden? 8. Kan naar de mening van Uw college worden vastgesteld dat door deze voorstellen minstens bij het NAC-bestuur en de overige bij de gang van zaken belanghebbenden c.q. betrokkenen ver wachtingen worden gewekt en dat daardoor tevens van beïnvloe ding van de leden van de raad sprake is en wellicht sprake is van beperkingen in hun functioneren als zodanig? 9. Vragenstellers verzoeken U op de kortst mogelijke termijn om beantwoording, aangezien deze mede van invloed kan zijn bij hun standpuntbepaling in commissies en/of raadsbehandeling. ANTWOORD Ad. 1 Ons college is op de hoogte.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 307