bij bijl. nr. 71 1/5
Artikel 11
1.'PNEM znl zorgdragen voor de levering vnn godeminornliseerd en
geconditioneerd water en suppletiewater ten behoeve van de warmte-uverdracht,
2. Tussen partijen zal een nadere regeling worden getroffen onder meer over de
kwaliteitsbewaking van bot water in het systeem, over de kwaliteitseisen
van liet supplcticwater, alsmede over de verdeling van de kosten van hel
(suppletie) water.
Artikel 12
Tussen partijen zal tijdig vooraf nader overleg worden gepleegd over de
verdeelsleutel van de kosten van energie, die nodig is voor het pompen door
PNEM van hot water in het warmtetransport- en warmtedistributiesysteem
van de gemeente.
Artikel 13
1. De vanuit het warmte-inkoopstation, ketel-en hulp-ketelhuizen geleverde warmte
wordt gemeten in Gigajaules (GJ), per leveringspunt, zulks met behulp van één
meetinrichting met dien verstande dat in het warmte-inkoopstntinn twee gelijk
soortige meetinrichtingen worden ongesteld.
2. Tussen partijen zal omtrent de plaats, omvang en samenstelling van de
meetinrichtingen, alsmede over de financiële consequenties hiervan een
nadere regeling worden getroffen.
3. De meetinrichtingen zullen voldoen aan de op het moment van uitvoering geldende
uitgave van DIN 1952 Durchflussmessung mit genormten Diisen, Blenden und
Venturidllsen.
De soortelijke warmte van het water wor3t steeds bepaald met behulp van
de nieuwste uitgave van de VDI Vasserdampftafeln.
4. Als grondslag voor de berekening van de door de gemeente via het warmte—
inkoopstation afgenomen warmte wordt aangenomen de gemiddelde waarde van het
door de beide meters aangegeven verbruik. Indien één der meters is gestoord,
zal de aanwijzing van de andere voor de desbetreffende periode maatgevend zijn.
Indien het verschil tussen de beide metingen groter is dan of gelijk is aan
4 maal de in DIN 1952 vermelde tolerantie, zullen de metingen overeenkomstig
de resultaten van de ijking worden gecorrigeerd. Correcties als hiervoor
bedoeld zullen worden toegepast over een periode die zich niet verder uitstrekt
dan over de laatst verstreken zos maanden.
5. Indien er tussen partijen verschil van mening ontstaat over de juistheid
van de aanwijzing van een meter, zal de betreffende meetinrichting op kosten
van ongelijk door de KEMA worden geijkt.
6. Onverminderd het bepaalde in lid 4 worden abnormale mctcraanwijzigingen, welke
klaarblijkelijk hel gevolg zijn van een dofekl aan de inoetinrichling, voor hot
bepalen van de le berekenen GJ's niet in aanmerking genomen. Het verbruik zal dar
i oor PNEM in overleg met de gemeente worden geschat.