d bij bijl. nr. 152 II
behorende regio. De leden en de plaatsvervangende leden worden met
inachtneming van het bepaalde in deze verordening door de gemeente^
raad benoemd.
2. De benoeming van de leden en de plaatsvervangende leden geschiedt
op een aanbeveling van zo mogelijk telkens ten minste twee personei
voor ieder te benoemen lid en plaatsvervangend lid:
en wel:
- vanuit de werknemersorganisaties:
a.voor twee leden en twee plaatsvervangende leden: door het dagelijks
bestuur van de Federatie Nederlandse Vakbeweging, afdeling Breda;
b.voor een lid en een plaatsvervangend lid: door het dagelijks bestuu:.
van het Christelijk Nationaal Vakverbond, afdeling Breda;
c.voor een lid en een plaatsvervangend lid: door het dagelijks bestuit
van de Unie van beambten, leidinggevend en hoger personeel, afdelir.i
Breda;
- vanuit de werkgeversorganisaties:
d. voor drie leden en drie plaatsvervangende leden: door het dagelijk
bestuur van het Breda's Industrieel Contact;
e. voor een lid en een plaatsvervangend lid: door het dagelijks bestir
van de plaatselijke Commissie Middenstands en Groot Winkelbedrijve
3. Het lidmaatschap van de adviesraad is onverenigbaar met de betrekkl
van het lidmaatschap van de gemeenteraad van Breda of van de raad
van de in de regio van Breda gelegen gemeente, alsmede met de
betrekking van ambtenaar in een dienstverband bij de gemeente Bred(
4. Tot voorzitter van de adviesraad wordt door en uit het college van
burgemeester en wethouders aangewezen, dat lid van het college tot
wiens taak het werkterrein van de adviesraad op grond van de door
burgemeester en wethouders voor het college opgestelde taakverdelii
in het bijzonder behoort. Burgemeester en wethouders stellen een
regeling vast met betrekking tot de vervanging van de voorzitter.
Zittingsduur
Artikel 4
1De leden en de plaatsvervangende leden van de adviesraad worden
benoemd voor de duur van de zittingsperiode van de gemeenteraad
van Breda.
2. De benoeming van de leden en de plaatsvervangende leden gaat in o[
het tijdstip waarop deze wordt aanvaard.
3. De voorzitter die ophoudt lid van het college van burgemeester en
wethouders te zijn houdt tevens op voorzitter van de adviesraad
te zijn.
4. Een lid of een plaatsvervangend lid kan te allen tijde tussentijds
ontslag vragen. Het lid of het plaatsvervangend lid aan wie op
zijn verzoek tussentijds ontslag is verleend blijft als lid of
als plaatsvervangend lid deel uitmaken van de adviesraad totdat
de opvolger de benoeming heeft aanvaard.
5. De in artikel 3> tweede lid, tot het doen van een aanbeveling