bijl. nr. 204 Eerst dan kan aanleiding bestaan tot indirecte financiering over te gaan wanneer er sprake is van acute noden en behoef te, die in eerste aanleg niet of in onvoldoende mate in het bestaande voorzieningenbeleid kunnen worden opgevangen. Wanneer vanuit de gemeenten de noodzaak van een nieuwe in stelling of een nieuwe dienstverlening zo goed mogelijk is aangetoond en tevens gebleken is dat die past of zal gaan passen in voorzieningenbeleid, kan toelating worden overwo gen. Op 11 oktober 1979 heeft Uw raad besloten te garanderen de betaling van rente en aflossing van een door de Stichting verpleeg- en verzorgingstehuis Elisabeth te Breda te slui ten geldlening ad 2.700.000,-- ten behoeve van de Stich ting van 27 gekwalificeerde bejaardenwoningen met dienst verlening aan de Haagdijk. In het kader van het eerder gestelde is door de genoemde Stichting op 17 januari 1980 het verzoek gedaan tot toe lating tot indirecte financiering van deze 27 bejaarden woningen Ten aanzien van dit verzoek zijn er na overleg met de ad vies commissie bejaardenhuisvesting enkele wijzigingen ge daan, die zijn terug te vinden in een gewijzigd verzoek de dato 31 maart 1980. Over het voornemen van de realisering van de 27 bejaardenwo ningen dient Uw raad de minister van C.R.M. te adviseren, die ter zake binnen 6 maanden een besluit zal nemen. Ten aanzien van de beoordeling van het voornemen van de Stichting ter toelating tot indirecte financiering merkt ons college het volgende op. Uw raad is begin 1979, naar aanleiding van de 3e nota be jaardenhuisvesting akkoord gegaan met onze intentieverkla ring, dat in het huisvestingsbeleid met betrekking tot be jaarden uitgegaan wordt van de norm, dat 20% van de bejaar den aangepaste zelfstandige huisvesting c.q. een bejaarden woning behoeft. -2-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 858