-1 9- 6Conclusie/voorstel. Bij een beoordeling van de resultaten van de onder punt 5 vermelde vier alternatieven is ons gebleken, dat óf de druk op het overig kostenbudget (tot uitdrukking komend via de berekende stijgings("c.q. dalings-)percentages voor dit overig kostenbudget te groot is)ên/óf te weinig ruimte voor nieuw beleid ontstaat. Na afweging van alle met deze financiële problematiek samenhangende zaken en daarbij tevens de gehele in gang zijnde en voorgenomen gemeentelijke beleids voering overziende, is de meerderheid van ons college„tot de conclusie gekomen, dat de volgende aanpak in dit stadium van de begrotingsvoorbereiding 1981-1984 de voorkeur verdient: 1. Mede gelet op de verslechterde budgettaire'mogelijkheden dient het totale budget onder druk te worden gezet. Wij" stellen voor v.w^-b. het loonbudget dit te realiseren door verlaging van het reëel accres voor de incidentele loonstijging (periodieken, bevorderingen, e.d".van 1 1/2$ naar 1$ voor 1981-1984. Ook het totale overige kostenbudget dient - eveneens gelet op de verslechterde budgettaire mogelijkheden, alsmede met het oog op een zo evenwichtig mogelijke verdeling van de lasten - enigermate onder druk te worden gezet. Daartoe stellen wij U voor vóóraf een vast stijgingspercentage van 3,25 voor het overig kostenbudget in te zetten, bij een verwachte algemene prijs stijging van 5,5 voor 1981. 2Gelet op het terzake gevoerde besluitvormingsproces en het resultaat daarvan stellen wij voor de voor 1981 tot en met 1983 gehonoreerde claims voor nieuwe activiteiten, zoals deze zijn weergegeven in onze voorstellen d.d. 21 december 1979, nr. F/2/59886 met betrekking tot de meerjarenbegroting 1981-1983, in eerste aanleg volledig te handhaven. jTeneinde in eerste aanleg tenminste_enige -.ruimte beschikbaar te houden voor sturing van het" beleid" stellen jtfiji-ïï- vooréMhds - vfcor de- cumulatieve- reservering'ad /750.G0Ör— Voor -1981 -1983 doorwerkend "naar* 1984, te handhaven. Eén en uiS3§T*"wofdf gerealiseerd door de 750.000,in mindering te brengen öp de voorlopige capaciteit. In de praktijk komt, zoals uit het hierna opgenomen totaalresultaat blijkt, de voorgestelde aanpak er op neer, dat de voorlopig toe te kennen budgetten voor 1 981 2.025.000-,.oplopend tot 2.775.000,— in 1982 en 3.525.000,— in 1983 hoger zijn dan de voorlopige capaciteit 1981-1984. Aan de onderscheidene functies is opgedragen in elk geval sluitende begrotingen binnen de voorlopige budgetten 1981-1984 in te dienen. Zoals namelijk eveneens uit het opgenomen totaalresultaat blijkt ontstaat er, met name vooral in 1981, een behoorlijke druk op de budgetten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 981