2 bijlage nr. 190
te onderzoeken in welke mate de geplande bouw in de vrije
sector toch nog uit te voeren is, zo mogelijk in de wo
ningwetsfeer om te pogen toch nog de verliezen te beper
ken;
en gaat over tot de orde van de dag.
II. Zoals uit de aanhef van de motie blijkt, is deze ingediend
en aangenomen tijdens de behandeling van een tweetal voor
stellen van ons college aan Uw raad, behelzende:
a. het voor kennisgeving aannemen van het voornemen van
het college van burgemeester en wethouders tot het ver
lenen van medewerking aan de partiële levering van onroerend
goed aan de Stichting Brebo te Breda en
het machtigen van het college van burgemeester en wet
houders tot het aangaan van een rechtsgeding (bijlage
354)en:
b. de verkoop van de ondergrond voor vier vrije sectorwo
ningen in het plandeel Zuid I aan de Stichting Brebo
(bijlage 353)
De hiervoren genoemde voorstellen, de besluiten dienaan
gaande en de bijbehorende bijlagen zijn wederom voor U ter
inzage gelegd;
tevens is voor Uw raad wederom ter vertrouwelijke inzage
gelegd de toelichting, behorende bij het hierboven onder
a. genoemde voorstel.
III. Ter uitvoering van meergenoemde motie is een vijftal ge
sprekken door de gemeente met betrokkenen, te weten de
woningbouwvereniging St. Joseph, de Stichting Brebo en
Wilma B.V. belegd (op resp. 14 en 25 november en op 5
december 1980)De verslagen van die besprekingen zijn
vertrouwelijk voor de leden van de commissie openbare
werken ter visie gelegd en in de vergadering van 19 maart
1981 voor kennisgeving aangenomen.
In evengenoemde commissie-vergadering is - zulks naar
aanleiding van de gehouden discussie - door de voorzit
ter van die commissie toegezegd, dat de raad in eniger
lei vorm op de hoogte zou worden gebracht van de wijze,
waarop door het college aan de meergenoemde motie uit
voering is gegeven, dit om in een zaak, waarin de aan
de gang zijnde gerechtelijke procedure noopt tot een pru
dente en niet openbare stellingnameUw raad toch in de
gelegenheid te stellen controle uit te oefenen op de ma
nier, waarop ons college de meergenoemde motie heeft uit
gevoerd.
Ter voorkoming van misverstanden zij hier opgemerkt, dat
het feit, dat wij thans een onderdeel van de Brebo-St.
Joseph-materie in openbaarheid aan de orde stellen, niet
inhoudt, dat wij ons eerder ingenomen standpunt hebben
verlaten: wij blijven de mening toegedaan dat de belangen
van de gemeente als gedagvaarde partij in een civiele
procedure zich verzetten tegen een openbare behandeling
van of besluitvorming in zaken die in de procedure aan
de orde zijn of die deze procedure zouden kunnen beïnvloe
den.