bijl.nr. 190 d. de inschakeling van de woningbouwvereniging kan op twee manieren plaatsvinden; eerstens als opdrachtge ver voor de inschakeling van de architect (ad c.), tweedens als opdrachtgever voor de aannemer in het geval dat een realiseerbaar plan in de gesubsidieerde sector kan worden ontworpen (wij merken hierbij op dat ingevolge een uitspraak van de raad van arbitrage de woningbouwvereniging opdrachtgever van de aannemer is voor het gehele oorspronkelijke project, inclusief de vrije sector-woningen die op gronden van de stich ting zouden worden gerealiseerd) e. de gronden welke eigendom van de stichting zijn, c.q. de gronden welke aan de stichting zijn verkocht maar nog niet zijn overgedragen kunnen hetzij via een ver koop aan de woningbouwvereniging hetzij via een door verkoop aan die woningbouwvereniging (onder nader te stellen voorwaarden) worden ingebracht ten behoeve van de realisering van het meerbedoelde plan; f. de aannemer kan ingeschakeld blijven als bouwer van het eventuele alternatieve project; g. ten aanzien van de gemeente spelen in genoemd kader een aantal punten: g.l. de afwijking ten opzichte van de aanvankelijk overeen gekomen financieringscategorieën; vrije-sector versus subsidieerde sector. De gemeente kan onzes inziens ervan uitgaan dat aan een omzetting van de oorspronke lijk afgesproken categorie medewerking kan worden verleend; g.2. de eventueel nodige wijziging van het bestemmingsplan: hoewel ernaar gestreefd zal moeten worden een alterna tief plan te ontwerpen, dat zich verhoudt tot het vigerende plan (zie onder V.c.) kan de gemeente zich bij voorbaat akkoord verklaren met het verlenen van medewerking aan de wijziging van het bestemmingsplan indien daardoor een te verwezenlijken plan kan ont staan; g.3. het vorenbedoelde alternatieve plan zou kunnen leiden tot voor de gemeente nadelige consequenties ten aan zien van de grondopbrengsten; standpunt van de gemeen te zou hier kunnen zijn dat zij - gelet op de gebonden heid aan het rijk voor wat de grondexploitatie be treft - bereid is met het rijk het overleg te openen om te zien welke oplossing hier gevonden zou kunnen worden. De onder V. weergegeven opstelling hebben wij ingebracht in het overleg met betrokkenen, dat zoals reeds gezegd, eind november/begin december 1980 heeft plaatsgehad. Tot ons genoegen hebben wij kunnen constateren, dat van die zijde de gedane suggesties als een zinvolle en werk bare basis voor verder overleg werden gezien. Ten vervolge daarop is door de woningbouwvereniging aan de architect de opdracht gegeven na te gaan wat de moge lijkheden zouden zijn om tot een realiseerbaar alterna tief plan te geraken terwijl daarnaast contacten met de aannemer zijn gelegd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1020