gemeente Breda bij bijlage nr. 197 De raad der gemeente Breda; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders; gelet op de wet van 5 juli 1979, Stb. 518, tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers; mede gelet op artikel V van de wet van 23 mei 1979, Stb. 353, tot wijziging van de Algemene militaire pensioenwet en andere overheidspensioenwetten en artikel VII van de wet van 11 april 1979, Stb. 304, tot wijziging van de Algemene burgerlijke pensioenwet en andere overheidspensioenwetten en van een aan tal bepalingen in sociale verzekeringswetten die verband hou den met bedoelde wetten; besluit Artikel I de Uitkerings- en pensioenverordening wethouders vee, zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij de Derde wijziging Uitkerings- en pensioenverordening wethouders 1971, te wijzi gen als volgt: A.a. Het opschrift van artikel 2 "Duur van de uitkering" wordt vervangen door: Normale duur van de uitkering b. Artikel 2, lid 1, wordt gelezen: 1 De uitkering wordt toegekend voor een periode gelijk aan het tijdvak waarin belanghebbende laatstelijk zonder wezenlijke onderbreking wethouder is geweest, doch ten minste voor de duur van twee jaren en ten hoogste voor de duur van zes jaren. In afwijking hiervan wordt de uitkering toegekend voor de duur van zes maanden, indien de belanghebbende korter dan drie maanden wethouder is geweest. B.a. Het opschrift van artikel 2a "Bedrag van de uitkering" wordt vervangen door: Voortzetting van de uitkering b. Artikel 2a wordt gelezen: 1 Indien belanghebbende ten tijde van zijn aftreden als wethouder de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt en hij ten minste tien jaar zonder wezenlijke onderbreking wet houder is geweest, wordt na afloop van de periode be doeld in artikel 2, zijn uitkering voortgezet tot het tijdstip waarop hij de leeftijd van 65 jaar bereikt. Artikel 2, lid 2, is van toepassing.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1054