5 Brengt de aard van de werkzaamheden of de inkomsten mee
dat de inkomsten over een langere termijn dan een maand
moeten worden berekend, dan wordt op de uitkering een
vermindering toegepast van een voorlopig vastgesteld
bedrag, onder voorbehoud van verrekening aan het einde
van evenbedoelde termijn.
6 Voor de toepassing van dit artikel ten aanzien van de
voortgezette uitkeringen, als bedoeld in artikel 2a,
leden 2 en 4 kunnen burgemeester en wethouders andere
inkomsten aanmerken als te zijn genoten uit of in ver
band met arbeid of bedrijf.
7 Belanghebbende is verplicht van het ter hand nemen of
weer ter hand nemen van enige arbeid of bedrijf, dan
wel van het gaan genieten van inkomsten of hogere in
komsten als bedoeld in lid 3, terstond mededeling te
doen aan burgemeester en wethouders onder opgave, voor
zover mogelijk, van de verwachte inkomsten, een en ander
overeenkomstig de voorschriften, hem door burgemeester
en wethouders gegeven. Zijn de inkomsten niet vooraf
op te geven, dan doet hij tijdig voor het verschijnen
van elke uitkeringstermijn opgave van de inkomsten die
hij sinds het ter hand nemen van de werkzaamheden of
sinds de vorige opgave heeft genoten. Brengt de aard
van de werkzaamheden of van de inkomsten mee dat de in
komsten over een langere termijn moeten worden berekend,
dan geschiedt de opgave overeenkomstig.
8 Burgemeester en wethouders kunnen bij de vaststelling
van het bedrag van de vermindering afwijken van de op
gave van belanghebbende. Een dergelijk besluit wordt
met redenen omkleed aan de belanghebbende ter kennis
gebracht
9 Belanghebbende wordt door het aanvaarden van de uitkering
geacht erin toe te stemmen, dat allen die daarvoor naar
het oordeel van burgemeester en wethouders in aanmerking
komen omtrent zijn omstandigheden alle inlichtingen te
geven, welke voor de uitvoering van deze afdeling nodig
zijn.
•Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:
a In plaats van "de gewezen wethouder" wordt telkens gele
zen:^ belanghebbende.1'
b. Toegevoegd wordt een onderdeel d, luidende:
d. Met ingang van de eerste dag van de maand volgende
op die waarin burgemeester en wethouders ten aanzien
van een uitkering als bedoeld in artikel 3, lid 3,
hebben vastgesteld, dat de algemene invaliditeit min
der dan 25 percent is geworden.