vakantie-uitkering, aangepast naar de regelen als bedoeld in artikel 157 van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers Voor de toepassing van het vorige lid worden gedeelten van dienstjaren in aanmerking genomen volgens een breuk waarvan de noemer 360 is en de teller het aantal dagen van het betrokken dienstjaar. Voor de berekening van het aantal dagen wordt de maand op 30 dagen gesteld. Indien recht bestaat op meer dan een pensioen krachtens of op de voet van de Algemene pensioenwet politieke ambts dragers komen op grond van artikel 139, lid 2, van deze wet voor de toepassing van de pensioenberekening naar 3,5 percent per dienstjaar in totaal ten hoogste vier dienstjaren in aanmerking en wordt die berekening voor zover mogelijk toegepast ten aanzien van het pensioen, waarbij die berekening het hoogste bedrag oplevert en overigens ten aanzien van het andere pensioen of de andere pensioenen in de volgorde van de hoogte van de wedden of de berekeningsgrondslag. Voor de vergelijking van deze wedden of berekeningsgrondslag worden deze zo nodig aangepast aan de regelen, bedoeld in artikel 157 van evengenoemde wet. De tijd met recht op uitkering doorgebracht telt als diensttijd mee in die zin, dat het pensioen over deze tijd naar 0,875 percent per jaar wordt berekend, met dien verstande, dat, wanneer het een uitkering betreft als bedoeld in artikel 2a, lid 2, het pensioen over deze tijd naar 1,75 percent per jaar wordt berekend, voor zover en voor zolang het percentage van de algemene inva liditeit 55 of meer bedroeg. Voor de toepassing van de vorige volzin worden uitkeringen als bedoeld in artikel 2 en in artikel 2a, leden 1 en 4 aangemerkt als een uit kering als bedoeld in artikel 2a, lid 2, indien en zolang belanghebbende tijdens de duur van eerstbedoelde uitke ringen voor 55 percent of meer algemeen invalide was. Geen meetelling van uitkeringstijd als diensttijd vindt plaats a. voor zover gedurende die tijd belanghebbende uit anderen hoofde een overheidspensioen opbouwde; b. voor zover gedurende die tijd het bedrag van de uitke ring wegens inkomsten, bedoeld in artikel 4, tot nihil was verminderd;

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1060