BIJ BIJLAGE
197 II
NOTA VAN TOELICHTING
behorende bij de Vierde wijziging Uitkerings- en pensioenverordening
wethouders itarf 19 71...
Algemeen
Bij de wet van 5 juli 1979, Stb. 318, is de Algemene pensioenwet poli
tieke ambtsdragers ingrijpend gewijzigd.
De hoofdpunten van deze wijzigingswet betreffen:
a. De mogelijkheid tol beperking van de minimumduur van de uitkering
van een wethouder, die het ambt korte tijd heeft vervuld.
b. Wijziging kortingsregeling (verrekening van inkomsten uit arbeid of
bedrijf); onder meer komt de vaste vergoeding als raadslid nu ook voor
korting op de uitkering in aanmerking.
c. Aanspraak op volledige kindertoelage naast uitkering.
d. Geen invaliditeitspensioen maar wel uitbreiding van het recht op inva-
liditeitsuitkering.
e. Percentage van de opbouw van het pensioen van een wethouder:
3,5% per jaar gedurende de eerste vier jaren van de diensttijd en daarna
1,75% met in totaal een maximum van 70%.
f. Het weduwenpensioen bedraagt 5/7 gedeelte van het wethouders-
pensioen.
g. De uitkeringsperiode telt voor de helft (naar rato van 0,875%) mee
voor de pensioenopbouw.
Bij invaliditeit van 55% of meer gedurende de uitkeringsperiode, tellen
de uitkeringsperiode en de voortgezette uitkeringsperiode volledig
(1,75%) mee voor de pensioenopbouw.
De uitkeringsperiode telt niet mee voor de pensioenopbouw o.m.:
1. indien gedurende de uitkeringsperiode een (ander) overheidspensioen
wordt opgebouwd);
2. voor zover het bedrag van de uitkering wegens korting van inkomsten
nihil bedraagt;
3. voor zover belanghebbende zulks verzoekt.
In de wijzigingsverordening zijn ook verwerkt de bij de wet van 23 mei
1979, Sth. 353, en de bij de wet van II april 1979, Stb. 304, aangebrachte
wijzigingen van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.
20
0
Arlikelsgewijzc toelichting
Artikel 2 (artikel 132 Appa)
Met handhaving van de huidige tekst van de eerste volzin van artikel 2.
lid I, wordt voorgesteld de tweede volzin te lezen als volgt:
In afwijking hiervan wordt de uitkering toegekend voor de duur van zes
maanden, indien belanghebbende korter dan drie maanden wethouder is
geweest.
Deze tweede volzin komt overeen met de derde volzin van artikel 132,
lid I, van de Appa.
In dit verband zij nog opgemerkt, dat deze wetsbepaling het gemeentebe
stuur de vrijheid laat om de voorgestelde tweede volzin van artikel 2. lid
I, al of niet op te nemen.
Krachtens de beslaande regeling wordt bij aftreden van een wethouder
een uitkering toegekend voor een periode gelijk aan het tijdvak, waarin
de politieke ambtsdrager laatstelijk als zodanig werkzaam is geweest, tot
een maximum van zes jaar en met een minimum van twee jaar.
'Met name tegen deze minimumperiode' - aldus de memorie van toelich
ting op het wetsontwerp nr. 14333 - 'worden wel bedenkingen gevoeld.
Men heeft daarbij in het bijzonder het oog op het geval - zoals zich dal
feitelijk heeft voorgedaan - dat een of meer wethouders slechts luttele
dagen hel ambt bekleedden, maar daarna toch aanspraak konden maken
op een uilkering gedurende twee jaar.'
De voorgestelde tweede volzin van artikel 2, lid I, beoogt aan deze be
denkingen tegemoet Ie komen. Een andere mogelijkheid daartoe is dat de
gemeenteraad van zijn bevoegdheid gebruik maakt om - in plaats van de
hierboven voorgestelde tweede volzin van artikel 2, lid I, - de minimum
periode genoemd in artikel 2, lid I, eerste volzin, te schrappen dan wel
een kortere periode van 2 jaar vast te stellen.
Eventueel kan toepassing van artikel 2a, lid 4, in gevallen, die een onre
delijk resultaat geven, uitkomst bieden.
Artikel 2a, lid 1 (artikel 132, lid I, tweede volzin, Appa)
Terwijl het voorgestelde artikel 2 betrekking heeft op de normale duur
van de uitkering, regelt het voorgestelde artikel 2a de voortzetting van de
uilkering.
Lid I geeft recht op voortzetting van de uitkering aan de wethouder, die
bij aftreden de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt en ten minste 10 dienstja
ren heeft. Deze bepaling vindt men terug in het huidige artikel 2. lid I.
tweede volzin, van de model-Uitkerings- en pensioenverordening wet
houders.
Zowel het oude als het nieuwe artikel 132, lid I, tweede volzin, van de
21