9
s*
Artikel 43 (artikel 156 Appa)
De voorgestelde wijziging van lid I komt overeen met de bij de Wet van
23 mei 1979, Stb. 353 (tot wijziging van de Algemene militaire pen
sioenwet en andere overheidspensioenwetten) in artikel 156, lid I, van
de Appa aangebrachte wijziging.
Hel opnemen van het nieuwe lid 2 is noodzakelijk, nu het weduwen- en
wezenpensioen in den vervolge afgeleid wordt van het eigen pensioen.
Artikel 46
Het gewijzigde artikel 157 van de Appa luidt als volgt:
Bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 105 stellen wjj
tevens regels krachtens welke de pensioenen, toegekend op grond van
een verordening als bedoeld in artikel 138 in overeenkomstige mate
worden aangepast aan de desbetreffende bezoldigingswijziging voor zo
ver die een algemeen karakter draagt.
Deze tekstwijziging beoogt de aanpassing van de pensioenen toegekend
aan gewezen leden van gedeputeerde staten en gewezen wethouders (en
hun nabestaanden) rechtstreeks bij algemene maatregel van bestuur te
regelen.
Artikel 48 (artikel 160 Appa)
Met de wijziging van dit artikel wordt geregeld, dat ook op de uilkering
pensioenpremie moet worden ingehouden, voor zover de uitkeringstijd
meetelt voor pensioen.
Artikel 50 (artikel 108 Appa juncto artikel 158 Appa)
Nu de tijd doorgebracht met recht op voortgezette uitkering wegens in
validiteit volledig als pensioen geldige tijd wordt aangemerkt en te zijner
tijd over deze periode de inbouwbcpalingen zullen worden toegepast, is
het redelijk, dat de over deze uitkering verschuldigde premie ingevolge
de Algemene Ouderdomswet en de Algemene Weduwen- en Wezenwet
voor rekening van de gemeente wordt genomen. De voorgestelde wijzi
ging van artikel 50 strekt daartoe.
Artikel 56, lid 4, onder b (artikel 115, lid 4, onder b, juncto artikel 158
Appa)
Artikel 115, lid 4, onder b, van de Appa is gewijzigd bij artikel VII van
de Wet van II april 1979, Sib. 304. De tekst van deze wijziging komt
overeen met die van het bij dezelfde wet gewijzigde artikel Q5, vierde
lid. onder b, van de Algemene burgerlijke pensioenwet.
'De huidige bepaling onder b van het eerste lid van artikel Q5 - aldus de
32
memorie van toelichting op wetsontwerp, nr. 14505 - spreekt alleen van'
verkrüging van de staat van wettig kind van adoptie-ouders.
Een praktijkvoorbeeld van een geval dal niet onder de huidige bepaling
valt is het volgende.
Een ambtenaar had de pleegouderlijke zorg op zich genomen voor het
kind van zjjn ongehuwde dochter. Bij overlijden van de ambtenaar ver
kreeg het kind recht op wezenpensioen.
Daarna trad de moeder in het huwelijk, werd het kind bij het huwelijk
gewettigd en verbleef het sindsdien in het gezin van de ouders.
Aangezien geen bepaling valt aan te wijzen op grond waarvan hel we
zenpensioen zou moeten vervallen, zullen de ouders het wezenpensioen,
dat moet worden verdubbeld bij het overlijden van de grootmoeder, tol
het 21e jaar van het kind toucheren. De voorgestelde wijziging beoogt
deze lacune op te heffen.'
Artikel 70, leden 1 en 4 (artikel 41. leden I en 4, Appa)
Lid 4 van artikel 41 van de Appa is toegevoegd bij artikel Vil van de
Wet van 11 april 1979, Stb. 304. Deze toevoeging komt overeen met hel
bij dezelfde wet gewijzigde artikel U3I van de Algemene burgerlijke
pensioenwet.
'Krachtens artikel U31, eerste lid, van de Algemene burgerlijke pen
sioenwet' (artikel 70, eerste lid, van de model-verordening, artikel 41,
eerste lid, Appa) 'wordt' - aldus de memorie van toelichting op artikel
U3I van de Algemene burgerlijke pensioenwet - 'opnieuw weduwen-
pensioen toegekend na ontbinding van een huwelijk wegens hetwelk een
weduwenpensioen is geëindigd op grond van artikel 112 van de Pen
sioenwet 1922.' (de in artikel 65, eerste lid, van de model verordening
bedoelde verordening; artikel 22 van de Wet van I augustus 1956, Stb.
455).
'Krachtens artikel H6 (artikel 23 van de model-verordening, artikel 147
Appa) wordt bij hertrouwen het weduwenpensioen opnieuw vastgesteld,
waarbij van het onderliggende ambtenarenpensioen alleen dut deel in
aanmerking wordt genomen dat overeenkomt met de werkelijke
diensttijd.'
Het geval kan zich voordoen, dat een vóór I januari 1966 hertrouwde
weduwe scheidt en vervolgens met dezelfde man een zogenaamd repa
ratie-huwelijk aangaat.
Op die wijze kan recht ontstaan op weduwenpensioen (berekend naar
werkelijke diensttijd) waar voorheen geen recht bestond op weduwen
pensioen. Voor een dergelijk geval is de voorziening van artikel U3I
niet gegeven en daarom wordt thans in een nieuw lid een beperkende
bepaling voorgesteld met betrekking tot de pensioenrechtelijke gevolgen
van een reparatie-huwelijk, als in dit geval bedoeld.
Een bepaling van dezelfde strekking is reeds opgenomen in artikel YI4
van de Algemene militaire pensioenwet.'