Omdat wij dienaangaande tot op dat moment volkomen onkundig
waren, is aan het accountantskantoor gevraagd en door hen ook
toegezegd een verklaring op nader schrijven dat men zich van
de bedoelde opname in het programma van eisen overtuigd heeft.
Uit een daarop herhaald aandringen gevolgd schrijven, waaruit
duidelijk bleek dat men aan de gedane toezegging niet zou kun
nen voldoen hebben wij ons gewend tot de directie van N.S. en
deze gevraagd om zelf die verklaring te verstrekken en zulks
gestaafd met de in voormelde gezamenlijke bespreking gehanteer
de documentatie.
Na N.S. in juli 1978 hieraan te hebben herinnerd is toen de
verklaring niet gekomen.
Wij hebben derhalve N.S. recentelijk gesommeerd om nu binnen
drie maanden deze zaak op aanvaardbare wijze tot een oplossing
te brengen en hen medegedeeld, dat wij bij niet voldoen aan
deze redelijke eis zullen constateren dat een geschil is ge
rezen als bedoeld in artikel 23 van de tussen N.S. en de ge
meente d.d. 30 november 1965 gesloten overeenkomst, luidende
als volgt:
le. Het oplossen van eventuele geschillen, welke zich mochten
voordoen bij de uitvoering van deze overeenkomst wordt opge
dragen aan een commissie bestaande uit twee leden, waarvan
elk der partijen één lid benoemt;
2e. als geschil zal worden aangemerkt al datgene hetwelk één
der partijen, na redelijk overleg als geschil wenst te zien
aangemerkt
3e. mocht de in lid 1 bedoelde commissie niet tot overeenstem
ming komen, dan zal het oplossen van het betreffende geschil
op verzoek van de meest gerede partij worden opgedragen
aan het Nederlands Arbitrage Instituut.
Ten aanzien van de reserves die ten behoeve van de hoogspoor-
werken zijn ingezet en waarover op blz. 9 en 10 van het eerder
genoemde schrijven wordt gesproken, wordt nog het volgende op
gemerkt.
De aanvankelijk geraamde beschikking over de algemene reserve
beliep een bedrag van rond de 10 miljoen.
In de jaren 1971 en 1972 werd over de algemene reserve beschikt
tot een bedrag van ruim 5,3 miljoen.
In 1974 en ook later kon vanwege de gunstige ontwikkeling van
de "reserve stichting grote werken", welke reserve primair was
ingezet om de niet in het budget inpasbare bedragen op te van
gen, over een groter bedrag uit deze reserve worden beschikt
dan was voorzien. Deze hogere beschikkingen beliepen een bedrag
van bijna 1,8 miljoen. De claim op de algemene reserve kon hier
door met eenzelfde bedrag worden belaagd, hetgeen ook daadwer
kelijk bij een viertal slotwijzigingen is gebeurd.
Er resteerde hierna van de geblokkeerde 10 miljoen uit de alge
mene reserve nog een bedrag van 2,8 miljoen, welk bedrag als
niet meer benodigd zijnde kan worden afgevoerd (zie bijgevoeg
de begrotingswijziging)
bijl.nr.203