bijl.nr. 212 Vraag 5 Welke aktiviteiten zijn door het College uitgevoerd om het "on aanvaardbaar" in de motie van de Raad verder in te vullen. Antwoord a. Brief Min. E.Z., So.Za. en Vaste Kamercommissies op 29.1. Rappel op 8.4. b. Periodieke bijeenkomsten met Stuurgroep Enka onder voorzitterschap weth. Sandberg. c. Overleg met Enka en vakorganisaties over vervangende werkgelegenheid op Enka-terrein. Vraag 6 Welke werkgelegenheid moet als vervangende en/of aanvullende worden gezien. Antwoord Vervangende werkgelegenheid is die werkgelegenheid, waarbij aan Enka-werknemers, welke als gevolg van de faseringsgewijze afbouw van de textureerafdeling hun baan verliezen, voorrang voor een nieuwe betrekking wordt verleend. Aanvullende werkgelegenheid is die werkgelegenheid, waarbij extra arbeidsplaatsen op het Enka-terrein worden verkregen buiten de huidige aktiviteiten om. Vraag 7 Is het College en de Raad bereid bij een noodsituatie voor Enka eigen financiën als garantie of subsidie in te zetten. Antwoord Aan hr. Sorgdrager is gevraagd door College of financiële steun van gemeentezijde de sluiting kon voorkomen. Enka heeft geantwoord dat dat niet het geval is, aangezien sluiting op markttechnische gronden is voorgesteld. Overigens is het de vraag of de gemeente in staat is om Enka financieel open te houden. Gegevens van Raad van Bestuur duiden op een verlies van jaarlijks 10 miljoen. De O.R. berekent dit verlies op4 4t miljoen per jaar in haar laatste berekeningen. Vraag 8 Op welk moment ziet het College en de Raad de noodzaak om de rijks overheid meer direkt in de Enka-zaak te betrekken. Antwoord College is van oordeel, dat Rijk direkt bij de problematiek betrokken is geraakt. Zie brief 29.1. Daarnaast kan rijksoverheid via bepaalde - 9 -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1138