bi jl .nr24-4 Ook het standpunt') van de Nationale Woningraad ten aanzien van de relatie woningbouwverenigingen -Stichtingen Studentenhuis vesting is in dit kader van belang. Met name uit het aanvullend documentatiemateriaal moge blijken dat er door de Stichting naar wordt gestreefd om aan de dezer zijds gemaakte bedenkingen zoveel mogelijk tegemoet te komen. Een eerste stap in de goede richting is dat de Algemene woning bouwvereniging Breda e.o. bij monde van haar voorzitter de be reidheid heeft uitgesproken om op basis van de huidige statuten in het stichtingsbestuur te participeren. Gevraagd naar het programma voor 1981 luidde het antwoord dat er dit, zeer voorlopig, als volgt uitziet: 1. overname verhuur flats van de gemeente aan het N.W.I.T.; 2. overleg met de plaatselijke woningbouwverenigingen inzake verhuur van woonruimte; 3. overleg met het Bouwfonds Zuid-Nederlandse Gemeenten over bouwmogelijkheden 4. contacten met aannemer(s) welke is (zijn) geïnteresseerd in de realisering van studentenhuisvesting. Door een aan nemer is reeds een bouwcomplex ontwikkeld, waarover contact is geweest met de afdeling stedebouw van de dienst van open bare werken. 5. inventariseren van geschikte bouwlocaties; 6. stimuleren van kamerverhuur-activiteiten bij particulieren. Op langere termijn is het streven van de Stichting erop gericht om 300 a 500 verhuureenheden te realiseren. Weliswaar ontbreekt de formele goedkeuring van het ministerie van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening op de statuten nog, doch uit een informeel contact hierover is gebleken, dat het verkrijgen daarvan geen problemen zal opleveren, mits daarin de in Bijlage 1') opgenomen wijzigingen worden aangebracht. Tot zover de informatie over de Stichting zelf. Nu het financiële gedeelte. De bestaande subsidieregelingen van de rijksoverheid bieden niet de mogelijkheid om dergelijke instellingen voor studerende en/of werkende jongeren financieel van de grond te krijgen. Financiële participatie van de H.B.O.-instellingen zelf is eveneens niet mogelijk omdat: het vragen van een bijdrage aan de studenten van rijkswege niet is toegestaan; deze zou alsdan rechtstreeks met het onderwijs te maken moe ten hebben; de onderwijs-instellingen geen eigen fondsen hebben of, indien wel aanwezig, deze noodgedwongen aangewend moeten worden in het belang van het onderwijs. Derhalve wordt een beroep op de gemeente gedaan. Aangezien onze gemeente zeven instellingen voor Hoger Beroeps Onderwijs telt, zijn wij van mening dat aan het verzoek van de Stichting Studentenhuisvesting tegemoet dient te worden geko men, zij het dat wel enige bedenking bestaat tegen de hoogte van het bedrag voor slechts een periode van één jaar. Bovendien worden helemaal geen waarborgen gegeven dat het werk van de Stichting na dat jaar zullen worden voortgezet. Onze bedenking richt zich vooral tegen de salariskosten die 65% van het gevraagde bedrag uitmaken. De belangrijkste oorzaak hiervan is de te hoge inschaling van de aan te stellen functio naris gebaseerd op een volledige dagtaak.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1262