bijl.nr. 247 Alvorens aan de hand van deze analyse een definitief standpunt te bepalen omtrent eventuele inperking van de voeding van het budgetegalisatiefonds is door ons college hierover voor alle functies een zogenaamde inspraakronde gehouden. Ook de hierop betrekking hebbende stukken liggen ter inzage. Het geheel overziend en de diverse belangen tegen elkaar afwe gend stellen wij U uiteindelijk op dit punt het volgende voor: a. de vrijvallende ruimte als gevolg van achteraf niet of niet geheel benodigde bedragen voor bij de begrotingssamenstelling gehonoreerde claims, met ingang van 1981 niet meer toe te laten vloeien aan het budgetegalisatiefonds. b. dit terug laten vloeien naar de algemene middelen (gevolg van voorstel sub a) zou eveneens dienen te gelden voor claims welke in eerdere jaren werden toegewezen, doch uit praktische overwegingen wordt daaromtrent voorgesteld de gehonoreerde claims tot en met 1980 buiten beschouwing te laten. c. de in de loop van het begrotingsjaar toegewezen bedragen uit "onvoorzien", welke achteraf niet of niet geheel beno digd blijken te zijn, met ingang van 1981 niet meer te doen toevloeien aan het budgetegalisatiefonds. Wij stellen ons voor een en ander te doen realiseren door han tering van een overzicht "model voor budgetafrekening", verge zeld van een bijlage, waarop de afwikkeling van de claims wordt weergegeven, waarvan ter informatie een exemplaar ter visie is gelegd. Door deze inperking komen gelden, die (nog) niet benodigd waren voor het doel waarvoor zij zijn beschikbaar gesteld, weer be schikbaar als eenmalige algemene middelen. De mogelijke aan wending van de aldus beschikbaar komende eenmalige algemene middelen kan dan plaatsvinden in het kader van de totale priori teitenstelling. De structurele beschikbaarheid voor de onder scheidene budgetten wordt door deze inperking niet aangetast. Ad 2 Gelet op optredende risico's is nagegaan of enige reservering (bodem) in de fondsen aanbeveling verdient. Een en ander geeft aanleiding het volgende onder de aandacht te brengen c.q. voor te stellen. Het karakter van het budgetegalisatiefonds is primair: de moge lijkheid scheppen zowel positieve als negatieve verschillen in de exploitatie t.o.v. de begroting te kunnen opvangen. Daar naast heeft het fonds - bij een positieve stand - zeer zeker ook een functie om te dienen als besturingsmiddel. De ervaring heeft geleerd, dat het fonds een middel is waarmee in de prak tijk snel kan worden ingespeeld op ontwikkelingen, die bij de begrotingsbehandeling niet waren te voorzien. Voor een negatieve stand van het fonds is in de regeling be paald dat hiervoor in het jaar na het ontstaan of uiterlijk in het daarop volgende jaar een oplossing moet worden gevon den. Indien de stand van het fonds positief is, lijkt het ze ker gewenst niet tot volledige besteding over te gaan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1275