bijl. nr. 261 4. Het optreden van de militair en dat van de marechaussee is dat niet volledig in strijd met de geldende regels? Zo nee, waarom niet? 5. Is de burgemeester over het optreden van genoemde personen op de openbare weg in Breda geïnformeerd door de marechaus see, zo ja, wanneer en op welke wijze en wat is de reactie van de burgemeester geweest? 6. Is de burgemeester bereid een gedetailleerd verslag over deze gebeurtenissen aan de raad voor te leggen, zijn ernstige afkeuring uit te spreken over het gebeurde en tevens of hij stappen wil ondernemen bij het ministerie van defensie en daarbij eisen dat maatregelen genomen worden tegen de verantwoordelijke personen en daarbij eisen dat dit soort activiteiten in de toekomst niet meer plaatsvinden? ANTWOORD Ad. 1. Op 8 april 1981 heeft op grond van het bepaalde in artikel 430 Wetboek van Strafrecht jo 53 Wetboek van Strafvordering een adjudant van de Koninklijke Landmacht de heer Blanken aangehouden die bezig was een militair object te fotograferen. Deze adjudant heeft de heer Blanken en mevrouw Rasing overge geven aan een opsporingsambtenaar van de koninklijke marechaus see. Ad. 2. Op verzoek van de opsporingsambtenaar heeft de heer Blanken het filmrolletje afgegeven. Vervolgens is men naar de marechaus see kazerne gegaan, waar al gauw bleek, dat nauwelijks van een strafbaar handelen kon worden gesproken. Wel gaf de heer Blanken toe, dat hij beter toestemming voor het maken van foto's van een militair object had kunnen vragen. -5-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1380