bijl.nr. 278
selijke huisartsenvereniging en van de gezamenlij
ke Bredase woningbouwverenigingen.
3. Indien een in het tweede lid genoemde organisatie
of instantie geen vertegenwoordiger in het bestuur
van de instelling wenst, verlenen burgemeester en
wethouders van het bepaalde in het tweede lid op
een daartoe strekkend verzoek van het bestuur van
de instelling ontheffing.
Artikel 9 van het ontwerp (artikel 8 van het eindcon-
cept)
B. Bezwaarde genoemd onder a ziet met artikel 9, 2e
lid van het ontwerp de rechtszekerheid van het per
soneel aangetast en acht dit lid als een ongewenste
vorm van bevoogding door burgemeester en wethouders
Voornoemde bezwaarde heeft eveneens bezwaar tegen
de mogelijk voor burgemeester en wethouders nadere
regels t.a.v. de arbeidsvoorwaarden te stellen.
C. In verband met de afstemming op de tijdelijke sub
sidieverordening C.K.W. zijn artikel 9, le, 2e en
4e lid aangepast. Hiermee is aan het bezwaar tegen
artikel 9, 2e lid van het ontwerp voldoende tege
moetgekomen.
Artikel 9, 4e lid geeft burgemeester en wethouders
de bevoegdheid op onderdelen van de arbeidsvoor
waarden welke ten aanzien van de uitvoering nog
ruimte openlaten, nadere regels te stellen.
Artikel 9, le, 2e en 4e lid van het ontwerp is ge
wijzigd als volgt (artikel 8, le, 2e, en 4e lid
van het eindconcept)
W. Artikel 8
1. De subsidiabele personeelsformatie van de instel
ling, alsmede wijzigingen daarvan, worden vast
gesteld door burgemeester en wethouders.
2. Het besluit tot het opvullen van een vacature
binnen een overeenkomstig het eerste lid vastge
stelde personeelsformatie bij de instelling,
wordt door het bestuur van de instelling genomen
na overleg met burgemeester en wethouders.
4. Burgemeester en wethouders kunnen met inachtne
ming van het in het derde lid genoemde besluit
van de minister nadere regels vaststellen betref
fende de arbeidsvoorwaarden van het personeel
in dienst van of werkzaam voor de instelling.
B. Artikel 12 van het ontwerp (artikel 11 van het eind
concept)
Bezwaarde genoemd onder a maakt bezwaar tegen de
ongenuanceerde formulering van artikel 12, 3e lid.