bij bijl. nr. 278
Artikel 6.
1. Het bestuur van de instelling bestaat voor ten minste der
tig procent uit vertegenwoordigers van de in Breda aanwezige
organisaties van bejaarden, onder meer de Katholieke Bond
van Ouderen en de Algemene Nederlandse Bond van Ouderen,
tenzij deze organisaties een geringer aantal bestuurszetels
wensen.
2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid bestaat het be
stuur van de instelling voorts dan wel mede uit vertegenwoor-
diger (s) van besturen van: de gemeente Breda, aan te wij
zen door en uit de raad, de Stichting Instituut voor Maat
schappelijk Welzijn, de Stichting Maatschappelijke Gezins
zorg Breda e.o., de Kruisvereniging Breda en mede uit ver
tegenwoordiger (s) van de Vrouwenraad (vrijwilligers), het
Centraal Overlegorgaan Bejaardenoorden Breda e.o., de ge
zamenlijke verpleegtehuizen te Breda, de plaatselijke huis
artsenvereniging en van de gezamenlijke Bredase woningbouw
verenigingen.
3. Indien een in het tweede lid genoemde organisatie of instan
tie geen vertegenwoordiger in het bestuur van de instelling
wenst, verlenen burgemeester en wethouders van het bepaalde
in het tweede lid op een daartoe strekkend verzoek van het
bestuur van de instelling ontheffing.
4. Het bestuur van de instelling is bevoegd aan een andere dan
in het tweede lid genoemde organisatie of instantie te ver
zoeken een vertegenwoordiger van zijn of haar bestuur aan
te wijzen als lid van het bestuur van de instelling.
Artikel 7.
1. De instelling geeft gevolg aan het verzoek vanuit de Regio
nale indicatiecommissie bejaardenoorden Breda e.o. om aan
haar op te geven welke voorzieningen er zijn getroffen voor
de bejaarde, over wie door deze commissie een advies is uit
gebracht
2. De instelling maakt met de in het eerste lid genoemde commis
sie schriftelijke afspraken over de wijze waarop de in het
vorig lid bedoelde inlichtingen worden verstrekt.
3. De instelling deelt de in het tweede lid bedoelde afspraken,
dan wel wijzigingen hiervan, binnen één maand mede aan
burgemeester en wethouders.
Paragraaf 2: Bepalingen betreffende het personeel.
Artikel 8.
1. De subsidiabele personeelsformatie van de instelling, alsmede
wijzigingen daarvan, worden vastgesteld door burgemeester
en wethouders.