bij bijl. nr. 345
- 5 -
in een verklaring als bedoeld in het tweede lid, blijft de oude ge
kozen woonplaats geldeneen wordt de erfpachtster geacht aldaar woon
plaats gekozen te hebben.
Artikel 16.
1. Het verlijden van akten, houdende splitsing of andere wijzigingen
van het erfpachtsrechtmoet geschieden ten overstaan van een in de
gemeente Breda standplaats hebbende notaris, aan te wijzen door bur
gemeester en wethouders;
2. Aan de gemeente moet een eerste grosse uitgegeven worden van akten,
als bedoeld in het eerste lid; de kosten en rechten wegens splitsing
of andere wijziging van het erfpachtsrecht en wegens een daartoe te ver
richten kadastrale opmeting, alsmede de kosten en rechten wegens de uit
gifte van de grossen, komen ten laste van de erfpachtster.
Artikel 17.
1. Wanneer het erfpachtsrecht met hypotheek is bezwaard, zullen de be
palingen van de artikelen 13., lid 2. en 19. tot en met 23. en voor
zoveel deze op de hypotheekhouder betrekking hebben, slechts van
toepassing zijn indien de hypotheekhouders het in de openbare registers
ingeschreven borderel aan burgemeester en wethouders heeft getoond
en bij deze een authentiek afschrift van de akte van hypotheekver
lenging met een afschrift van het borderel heeft ingeleverd, als
mede een getekende verklaring, opgemaakt volgens door burgemeester
en wethouders vast te stellen formulier, waarbij de hypotheekhouder
te kennen geeft van de in deze voorwaarden ten behoeve van de hypo
theekhouder opgenomen voorschriften gebruik te maken en erin toe te
stemmen dat kennisgevingen, ingevolge die voorschriften aan hem te
doen geschieden in de werkelijke woonplaats of in de bij de in
schrijving der hypotheek gekozen woonplaats, ter keuze van de gemeente;
2. Het inleveren van bedoelde verklaring kan alleen blijken uit een
door burgemeester en wethouders afgegeven bewijsstuk;
3. Het bepaalde bij het eerste en tweede lid van dit artikel en het
derde lid van artikel 20. is niet van toepassing op de gemeente ten
aanzien van hypotheken, waarvan zij houdster is;
4. De hypotheekhouder, die aan het in lid 1. van dit artikel bepaalde
gevolg geeft, verplicht zich aan burgemeester en wethouders kennis
te geven van het te niet gaan of van doorhaling der hypothekaire
inschrijving.