bij bijl. nr. 345
- 6 -
Artikel 18.
1Indien de canon niet betaald is binnen 8 dagen na de vervaldag kunnen
burgemeester en wethouders een boete heffen bedragende voor elke maand
vertraging, gerekend vanaf de vervaldag, één ten honderd van het be
drag van het achterstallige. Een gedeelte van een maand wordt voor
een volle maand gerekend;
2. Wegens het niet voldoen aan enige verplichting de erfpachtster op
gelegd bij of krachtens de artikelen 5., 6., 7. en 9 tot en met 14.
dezer voorwaarden, kunnen burgemeester en wethouders haar een boete
opleggen van ten hoogste duizend gulden, te betalen binnen de daarbij
door hen gestelde termijn.
Artikel 19.
1. Indien de erfpachtster gedurende een maand ingebreke gebleven is om
de canon te betalen en het erfpachtsrecht bezwaard is met hypotheek,
wordt binnen 14 dagen na het eindigen van de termijn van een maand,
aan de hypotheekhouder kennis gegeven van het in gebreke zijn van
de erfpachtster;
2. De in het eerste lid bedoelde kennisgeving geschiedt bij aangetekende
brief of deurwaarderseksploitter keuze van de gemeente.
Artikel 20.
1. Met afwijking van de bepalingen der artikelen 780 en 781 van het bur
gerlijk wetboek kan onverminderd het hierboven bij artikel 18 be
paalde, indien de erfpachtster langer dan 6 maanden in gebreke ge
bleven is om de canon te betalen of enige betaling uit hoofde dezer
overeenkomst te doen, alsmede ingeval niet voldaan wordt aan enige
verplichting, vermeld in de artikelen 5. en 8. lid 1. en 12., zomede
wanneer ernstige inbreuk gemaakt wordt op artikel 10.het erfpachts
recht bij besluit van burgemeester en wethouders vervallen verklaard
wordt, onverminderd het recht van de gemeente op schadevergoeding,
wanneer daartoe termen aanwezig zijn;
2. Indien burgemeester en wethouders besluiten tot vervallenverklaring
van het erfpachtsrecht stellen zij tevens de dag vast, waarop dit
recht geëindigd zal zijn en de grond met de opstal ter vrije beschik
king van de gemeente gesteld moet worden. Tussen de dag van de datum
van het besluit van burgemeester en wethouders en de dag, waarop
het erfpachtsrecht eindigt, moet een tijdsruimte liggen van tenminste
drie maanden;