sas aan de raad der gemeente Breda Bijlage nr. 354 BK/91871 25-8-1 981 Voorstel van burgemeester en wethouders m.b.t. de herziening van de structuur van de brandweer stadsgewest Breda. Zoals Uw raad bekend is heeft er geruime tijd een verschil van inzicht bestaan tussen het dagelijks bestuur van het stadsgewest en ons college over de toekomstige structuur van de gewestelijke brandweer, een en an der in het kader van een door het stadsgewest gewenste herziening van de zg. 7%-regeling. Krachtens deze regeling betaalde de gemeente Breda als bijdrage in de kosten van de gewestelijke brandweer 7 van die kos ten in plaats van een bedrag naar rato van het aantal inwoners. Geruime tijd is over een en ander onderhandeld, zonder dat tot resulta ten werd gekomen. Tenslotte is een stuur- en werkgroep in het leven ge roepen, bestaande uit vertegenwoordigers van het stadsgewest en van de gemeente Breda. Na enige vergaderingen is deze stuurgroep tot een rap portage gekomen, opgesteld door het secretariaat van het stadsgewest, met medewerking van ambtenaren van de gemeente Breda. De nieuwe structuur komt er op neer, dat de gewestelijke brandweer wordt geïntegreerd in het Bredase brandweerkorps, zowel personeel, ad ministratief en terzake van de huisvesting. In de voorgenomen constellatie zal ook Breda gaan bijdragen naar rato van het aantal inwoners, behoudens ten aanzien van de brandpreventie, waarvoor Breda - gezien het geringe belang - slechts 5 zal betalen. Er is slechts ëën geschilpunt overgebleven, nl. de benoeming van de plaatsvervangende commandant van de gewestelijke brandweer. Het stads gewest meent, dat deze moet voortkomen uit de officieren, werkzaam voor ëën van de stadsgewestgemeenten, terwijl ons college zich op het standpunt stelt, dat de plaatsvervangende commandant van de Bredase brandweer tevens plaatsvervangend commandant van de gewestelijke brand weer is. Overigens behoort deze ook tot de door het stadsgewest be doelde categorie.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1781