bijl. nr. 361
participeren;
- bij een stichting zullen een aantal zaken verder onderzocht
moeten worden, te weten:
- het veiligstellen van de belangen van het personeel van de
dienst
- de overige te nemen stappen van procedurele en inhoudelijke
aard
- opheffing van de bestuurscommissie ex artikel 61 van de Bre
dase dienst;
- subsidieverhouding ten opzichte van de stichting.
Ons college heeft bij schrijven van 8 mei 1981 aan het bestuur
van de Diocesane Katholieke Schoolraad Breda berichtop grond
van de gewijzigde omstandigheden in principe bereid te zijn te
bevorderen, dat voor een regionale schooladvies- en begeleidings
dienst een stichting in het leven wordt geroepen- dat het hier om een
privaatrechtelijke vorm gaat - die in wezen afwijkt van de aan
vankelijk voorgestelde artikel 41-regeling - hebben wij voorts
bericht ons nader te willen beraden over de voorwaarden waaronder
de gemeente kan besluiten aan een stichting deel te nemen; mede
en vooral wordt hierbij gedacht aan de belangen van het personeel
van de Bredase dienst. Wij hebben voorts medegedeeld, dat alvorens
de raad in deze een voorstel kan worden gedaan wij eerst over het
advies van de bestuurscommissie van de Bredase schooladvies- en
begeleidingsdienst moeten beschikken.
Bij brief van 5 juni 1981 heeft genoemde bestuurscommissie ons
medegedeeld advies te zullen uitbrengen zodra de staf en de dienst-
raad van de schooladvies- en begeleidingsdienst in deze zijn
gehoord.
Intussen is onder voorzitterschap van de wethouder van onderwijs
een werkgroep in het leven geroepen waarin een aantal gemeentelijke
functies (waaronder de S.A.D.) is vertegenwoordigd en die als taak
opdracht heeft meegekregen voor ons college een advies op te stellen
inzake de te nemen stappen, zowel procedureel als inhoudelijk in
dien tot deelname aan een stichting voor een regionale S.A.D. defi
nitief wordt besloten.
-5-