bijl. nr. 391
- 5 -
Bij variant 1) is verondersteld dat geen investeringen meer in de bestaande
wijkverwarming worden gedaan welke zich niet terug verdienen binnen de afschrijf-
teraijn. Ook de omzet is gehandhaafd op de huidige hoogte.
Of er investeringen zijn (isolatie leidingen, regelbare pompen, huisregelingen
en meting) die de totale lasten verlagen is nog niet in de beschouwing betrokken.
Bij variant 2) is de investering ingecalculeerd welke nodig is om het systeem op
stadsverwarmings-kwaliteit te brengen, dat wil zeggen meten/regelen per woning,
regelbare pompen, renovatie leidingnet.
De omzetten in energie zijn daarop aangepast (verlaagd).
Bij variant 3) zijn de lasten van het aanbrengen van individuele stook-unit beschouwd,
alsmede de lasten van de nog aanwezige boekwaarde van het wijkverwarmings-systeem
met een liquidatie-post.
De verwachte omzet bij individuele stook-units is ingezet.
Per variant is in het overzicht aangegeven de extra investering respectievelijk
desinvestering, de jaarlasten (totaal) en de energie omzetten.
Voor de variant 4) zijn de toe te rekenen investeringen in het stadsverwarmings-project
ingezet- De kosten komen in het stadsverwarmings-project terug bij opbrengsttarieven
(lasten voor de consument) welke vergelijkbaar zijn met de kosten van individuele
stook-uni ts
Opgemerkt dient in dit verband te worden dat bij variant 3) is verondersteld dat alle
aangeslotenen een eigen stook-unit verkiezen.
Mocht dit niet te realiseren zijn dat wil dit zeggen dat een deel der wiikverwanraing
in stand gehouden moet worden waarbij de lasten voor de aangeslotenen niet hoger mogen
zijn dan bij het alternatief 1).
Als gevolg daarvan zullen bij aanvaarding van alternatief 3, waarbij niet alle
aangeslotenen op de wijkverwarming een individueel c.v.-unit prefereren, aan
belangrijk hogere desinvesteringsvergoeding moeten worden gevraagd c.q. het
besluit moet worden genomen, dat alleen groepsgewijze afkoppeling mogelijk is.
Voorstel
Kolom 4 van bijlage 1 toont aan, dat de aansluiting op het project
stadsverwarming de meest aantrekkelijke is.
Een maximale energiebesparing wordt bereikt onder de condities voor de
consument van gelijke kosten en comfort als bij individuele installaties.
Voor de gemeente is de vraag of de inbreng van de wijkverwarming in het
stadsverwarmings-project economisch verantwoord is.
Voor beschouwingen over deze vraag wordt verwezen naar het voorstel
terzake van burgemeester en wethouders aan de gemeenteraad.
Het bestaande ketelhuis krijgt een functie als hulpwarmte-ketelhuiswat
een minimaal aantal draaiuren inhoudt. Voor de consument in de omgeving
(mogelijk) een pluspunt.
De conclusie kan niet anders luiden dan dat het aanbeveling verdient
verder te onderzoeken of de wijkverwarming in IJpelaar kan worden aangesloten
op de stadsverwarming.
Het zal duidelijk zijn, dat bij een negatief besluit bezinning op
voorwaarden, waaronder verdere exploitatie van de wijkverwarming in
IJpelaar nodig is.