aan de raad der
gemeente Breda
Inleiding
Sinds enige tijd heeft in Breda een groep mensen zich verenigd in de
"Energie-winkel". Voor zover ons bekend is de doelstelling de consument
met raad en daad terzijde te staan bij zijn energieproblemen.
In de contacten die wij met de winj<el hebben, verkrijgt zij informatie
die niet op persoonlijke zaken betrekking heeft en voorzover tegemoet
wordt gekomen aan vragen van Bredase burgers op dit terrein.
Overigens wijzen wij er op dat verbruikers ook bij het bedrijf alle voor
lichting kunnen krijgen.
Enige publicaties en brieven van de "Energie-winkel" hebben inmiddels
ook ons college en leden van uw raad bereikt.
In dit prae-advies wordt voornamelijk ingegaan op de brief met drie studies
die d.d. 27 augustus 19B1 aan de wethouder van de bedrijven zijn overhandigd.
De drie studies zullen hierna stuk voor stuk besproken worden, waarbij
ook verwezen wordt naar de recente prae-adviezen inzake 35?ó-regeling,
problematiek wijkverwarming IJpelaar en het raadsvoorstel uitbreiding
stadsverwarming.
Bijlage nr. 393
Prae-advies van Burgemeester en Wet
houders inzake de door Energiewinkel
aangeboden rapporten.
Rapport "Berekening van de WME-prijs door ENWA en correcties".
WME-pri.jsberekeninq.
De opsomming van de handelwijze bij ENWA is in zijn algemeenheid juist,
met uitzondering van de opmerking dat de handelswijze fout is om de brand
stofkosten van alle ketelhuizen bij elkaar op te tellen ongeacht het verschil
in bemetering.
Artikel 61 lid 2 geeft aan, dat een gemiddelde inkoopprijs wordt bepaald.
Daarna- en dat is de vergissing van de Energie-winkel - wordt elk ketelhuis
belast voor het aantal verbruikte eenheden x de gemiddelde inkoopprijs.
Omdat de bemetering niet vergelijkbaar is, wordt de 2e alinea van artikel
61 lid 3 niet toegepast.
De genoemde onderhoudskosten worden in principe gedekt uit het vastrecht.
Alleen specifieke kosten, die direct met het verbruik te maken hebben,
zoals rendements-controle en zonodig bijstelling van de branders worden
in de brandstofkosten opgenomen.
Ten aanzien van de "opmerkingen" worden de volgende kanttekeningen geplaatst.
Het verbruik bij levering van bemeterde warmte dient collectief te worden
gemeten. Bij het ontbreken van een nauwkeurige collectieve meting geldt
weer het algemene artikel 14 lid 3, dat de directeur machtigt het verbruik
vast te stellen.
Helaas is de techniek van groepsgewijze meting eerst de laatste tijd zover
gekomen, dat betrouwbare meters op de markt zijn
De aanzienlijke, opslag is voorgekomen in het seizoen 1979/1980: voorheen waren
percentages toeslagen nodig in de orde van grootte van 1,82» om te voldoen
aan het uitgangspunt, dat de wijkverwarming kostendekkend moet worden
geëxploiteerd.
Om dezelfde reden vond de bijtelling van 2,04?» plaats (huurderving en
onvoorzien). Wij zijn het ermee eens dat deze specifieke bijtelling beter
ongedaan kan worden gemaakt,