3.3- Werkingssfeer van de verordening. De werkingssfeer van de verordening strekt zich uit over de volgende categorieën "inrichtingen": A. Fabrieken en bedrijven die per jaar meer dan 10.000 m3 afvalwater lozen; B. overige instellingen die per jaar meer dan 10.000 m3 af valwater lozen; C. bedrijven en instellingen die per jaar 2500 a 10.000 m3 afvalwater lozen; D. bedrijven en instellingen die per jaar 1000 a 2500 m3 afvalwater lozen met daarin chemische stoffen of specifie ke stoffen; E. inrichtingen die per jaar minder dan 1000 m3 afvalwater lozen en waarbij de vervuilingswaarde dusdanig is dat de lozing daarvan eveneens door vergunningen moet worden geregeld Op basis van een inventarisatie is gebleken, dat het aantal te beoordelen vergunningsaanvragen in totaal ca 250 zal be dragen De categorieën waarvoor de in artikel 4 bedoelde nadere regels zouden kunnen gelden zijn bekend (zie artikelsgewijze toelich ting; toelichting op artikel 4). Het betreft een aantal van ca 450 inrichtingen. Een nadere specificatie is opgenomen in de brief.van de direc teur openbare werken nv 19494/78 d.d. 30 mei 1979. 4Verhouding met andere wettelijke regelingen. Tot aan het tijdstip van rn werking treding van de Wet veront reiniging oppervlaktewateren vond, via het stellen van voor waarden bij het verlenen van vergunningen ingevolge de Hinder wet, mede een bescherming van de belangen samenhangend met hetgeen thans in de lozingsverordening geregeld is plaats. De Wet verontreiniging oppervlaktewateren heeft aan de Hinder wet een artikel 38A toegevoegd, dat de Hinderwet niet van toe passing verklaart op inrichtingen voor zover deze ten gevolge van het brengen in oppervlaktewateren van afvalstoffen, veront reinigende of schadelijke stoffen naar buiten, gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken. -9-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 196