mogelijk dat de gemeentelijke voorschriften nauwkeurig worden af gestemd op de voorschriften van de beheerder. Het gaat hierbij om die voorschriften, waaraan de gemeente is geboden bij het lozen van het rioolwater op een zuiveringsinstallatie op een oppervlaktewater (zie artikel 10). Indien het verlenen van de vergunning niet zou stro ken met de eisen die aan de gemeente worden gesteld als lozer van het rioolwater of daaraan niet kan worden tegemoet gekomen door het ver binden van voorschriften aan de vergunning zal dit moeten leiden tot een weigering van de vergunning (art. 12). Ook hierbij kan worden opgemerkt, dat het in het eerste lid genoemde verbod niet van toepassing is op het lozen van normale huishoudelijke afvalstoffen uit woningen zie in dit verband ook de bij artikel 2, tweede lid, opgenomen toelichting. Ter nadere toelichting op de in het derde lid onderscheidene cate gorieën van stoffen nog het volgende. In sommige streken van ons land wordt gier en/of drijfmest wel via het riool afgevoerd. Het moge duidelijk zijn, dat hiervoor een lo zingsvergunning noodzakelijk is (zo een dergelijke praktijk al wordt of kan worden toegelaten). Deze stoffen vallen immers o.nder catego rie a. Ook de afvoer van hemelwater kan onder de vergunningplicht val len. Zo zal afstromend regenwater, afkomstig van het terrein van bijv een olie-opslagplaats of een chemische industrie, verontreinigend kun nen zijn. De opsomming onder c. spreekt voor zichzelf. Bij deze op somming van stoffen is aansluitend gezocht bij de richtlijnen van de Europese Gemeenschap van 9 mei 1976 (publikatieblad van de Europese Gemeenschappen van 18 mei 1976, nr. u 129, blz. 23 e.v.). De opsomming in het derde lid, onder a., b. en c. is overigens niet uitputtend. Er zou in dit verband een misverstand kunnen ontstaan of sommige niet in deze opsomming begrepen stoffen, welke wel als gevaarlijk zijn aan te merken, wél onder de vergunningsplicht vallen. Burgemeester en wethouders kunnen door de toevoeging van de woorden in_ieder_geval" in de voorschriften, welke aan een vergunning wor den verbonden, dergelijke stoffen opnemen. In sommige gevallen kan dit zelfs noodzakelijk worden vanwege de voor schriften die de beheerder aan de gemeente heeft gegeven. In artikel 3, het derde lid, onder a, wordt voor de berekening van de vervuilingswaarde verwezen naar het Uitvoeringsbesluit verontrei niging rijkswateren. Hierbij dient in aanmerking te worden genomen, dat daar waar het oppervlaktewater niet in beheer bij het Rijk is,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 200