passing van deze verordening voor elke inrichting nauwkeurig te
volgen. Ook indien het gevoelen bestaat, dat toepassing gegeven zal
moeten worden aan artikel 12 en dus de vergunning geweigerd zal wor
den, gebeurt dit niet zonder het advies van de beheerder dienaan
gaande' in te winnen.
Dit toezenden dient zo spoedig mogelijk te gebeuren nadat de aanvrage
ontvankelijk is. De aanvrager krijgt schriftelijk bericht omtrent de
ontvankelijkheid van zijn aanvrage. Het berichten van de ontvankelijk
heid en het toezenden van de aanvrage om advies naar de beheerder
zullen in de praktijk nagenoeg gelijktijdig kunnen plaatsvinden. Op
deze wijze zal het voorkomen van onnodig tijdverlies in de richting
van de aanvrage kunnen worden voorkomen. Nadat de aanvrage om ad
vies naar de beheerder is toegezonden zal van gemeentewege op het
verkrijgen van dit advies gewacht moeten worden alvorens de voor
bereidingen van de te nemen beschikking op de aanvrage af te ronden.
Ondertussen kan wel een beoordeling van de aanvrage plaatsvinden
aan de overige aspecten van deze verordening, zoals de bescherming
van het rioolstelsel.
Als het advies van de beheerder is ontvangen beschikken* burgemeester
en wethouders binnen twee maanden op de aanvrage. In het zesde lid
van dit artikel is een verdagingsmogelijkheid opgenomen. Indien het
advies van de beheerder niet binnen twee maanden is ontvangen wordt
binnen vier maanden na het toezenden van de aanvrage om advies naar
de beheerder op de aanvrage beslist. Belangrijke uitzonderingen hierop
worden mogelijk gemaakt door het bepaalde in het vijfde en het zes
de lid. Het zesde lid houdt, zoals al is vermeld, een algemeen van
toepassing zijnde verdagingsmogelijkheid in.
Het vijfde lid geeft twee mogelijke situaties aan, welke zich naar
aanleiding van een aanvrage kunnen voordoen, te weten:
1) het eerst wijzigen of aanvullen van de aan de gemeente verleende
vergunning door de beheerder voor het brengen van het rioolwater
in oppervlaktewater of naar de zuiveringsinstallatie.
2) het niet binnen de termijn van twee maanden door de beheerder kun
nen adviseren als gevolg van de door of vanwege de minister van
verkeer en waterstaat aan de beheerder verleende vergunning als
bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet verontreiniging op
pervlaktewateren.
Als deze situaties zich voordoen zal dit tot het aanhouden van de
beslissing op de betreffende aanvrage om lozingsvergunning leiden.
De aanvrager wordt hiervan in kennis gesteld, schriftelijk en met
vermelding van de reden waarop de aanhouding steunt.
6-