Kortweg kan worden gesteld, dat zodra deze situaties zijn geregeld binnen één maand een beslissing dient te worden genomen op betref fende aanvrage om lozingsvergunning. De verdagingsmogelijkheid is hierop echter ook van toepassing. Artikel 10. Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunning voorschriften verbinden. Deze voorschriften kunnen betrekking hebben op de be scherming van a. de riolering en het gebruik, dat daarvan wordt gemaakt; b. de kwaliteit van de oppervlaktewateren; c. nadelen als gevolg hiervan voor derden. Het beleid zal zodanig dienen te zijn, dat aan de voorschriften van de beheerder wordt voldaan. Onafhankelijk daarvan kunnen zij ook dienen ter bescherming van de gemeentelijke riolering en ter verzekering van de goede werking daarvan, alsmede ter bescherming van de belangen van derden die hinder van het gebruik van de rio lering zouden kunnen ondervinden. Onder het beschermen van de belangen van derden kan mede worden verstaan het "verdelen" van de lozingsruimte, zoals deze op grond van de voorschriften die de gemeente van de beheerder heeft opgelegd gekregen, bestaat. Wijziging en aanvulling van voorschriften dan wel het alsnog ver binden van voorschriften aan een vergunning kan uiteraard op grond van dezelfde motieven geschieden als bij de aanvankelijke vergunning verlening Artikel 11 Als uitgangspunt is aangehouden dat vergunningen op grond van deze verordening in de regel voor onbepaalde tijd worden verleend. Wan neer niet met voldoende zekerheid kan worden geoordeeld over de ge volgen van een lozing of indien deze een tijdelijk karakter zal hebben, dan wel indien de aan de gemeente opgelegde voorschriften daartoe nopen, kan een tijdelijke vergunning worden verleend. De tijdelijke vergunning kan worden verlengd. De houder van de vergun ning zal hierom moeten vragen. Artikel 12. Er zijn twee soorten van redenen tot weigeren van een vergunning, alnaar gelang de belangen die de verordening regelt. Een vergunning

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 204