gemeente Breda
"bij "bijlage nr. 30
BK/9/8OO69
LOZINGSVERORDENING RIOLERING BREDA
1. INLEIDING
Naar aanleiding van het door de commissie bedrijven in
haar vergadering van 26 augustus 1980 uitgebrachte advies
over het voorstel aan de raad tot het vaststellen van
onder meer de Lozingsverordening riolering Breda hebben
wij besloten een vertegenwoordiging van het bedrijfsleven
in de gelegenheid te stellen om haar zienswijze ten aan
zien van deze verordening kenbaar te maken. Wij hebben
daartoe bij onze brief van 12 september 1980 een daartoe
strekkend verzoek gericht aan:
- het dagelijks bestuur van het Breda's Industrieel Contact
te Breda;
- de Kamer van Koophandel en Fabrieken in westelijk Noord-
Brabant te Breda.
Deze instanties hebben het gevraagde oordeel medegedeeld
in hun brief van 29 oktober 1980. Daarbij is in verband
met de complexiteit van deze materie verzocht om in de
gelegenheid te worden gesteld de gemaakte opmerkingen
mondeling toe te lichten. Ter voldoening hieraan heeft
op 17 december 1980 ten kantore van de kamer van koop
handel een bespreking plaatsgevonden.
Het in overleg opgestelde verslag van deze bespreking
is als bijlage bij deze notitie gevoegd.
In het hiernavolgende gaan wij, na het maken van een alge
mene opmerking, in op de aldus verkregen reacties. Onze-
standpuntbepalingen, zoals neergelegd in deze notitie,
kunnen worden gezien als een nadere toelichting op de
inhoud en op de voorgenomen wijze van uitvoering van deze
verordening
2. ALGEMEEN
De lozingsverordening is ontworpen met het voornemen om
deze in te voeren ter verwezenlijking van de volgende
hieraan ten grondslag liggende doelstellingen:
a. het scheppen van een rechtsgrond voor het van gemeente
wege kunnen doorgeven van door het Hoogheemraadschap
West-Brabant op grond van de Wet verontreiniging opper
vlaktewateren aan de gemeente opgelegde eisen (met
betrekking tot het lozen van het afvalwater op de zui
veringsinstallatie of op een oppervlaktewater) aan
de aangeslotenen op het gemeentelijk rioolstelsel;
b. het beschermen van het gemeentelijk rioolstelsel;
c. het tegengaan van gevaar, schade en hinder als gevolg
van het lozen op de riolering.