bijl. nr. 1
In de vigerende gedeeltelijke herziening van het uit
breidingsplan "Liniestraat 1952" had onderhavig ter
rein een industriebestemming. De bestemming in het ont-
werp-bestemmingsplan is bedrijfsdoeleinden BB.
De Primarktvestiging zit in strijd (qua gebruik) met
artikel 352 van de bouwverordening.
Het rapport van het d.p.o. van de sociografische dienst
als opgenomen in de toelichting van het bestemmingsplan
wijst uit dat dergelijke vestigingen thuishoren qua
functie in de buurt- en wijkwinkelcentra.
Het toewerken naar doel, zoals door Primarkt wordt ver-'
ondersteld is een ongenuanceerde, niet onderbouwde stel
ling, waarop dan ook niet ingegaan zal worden.
Verder voert Primarkt aan dat de Primarktvestiging goed
functioneert op bedrijfseconomische aspecten en dus
een functie vervult voor de consument. Dit bewijst juist
het standpunt dat door zo1n vestiging in de periferie
van en/of los van gegroeide of geplande winkelstructuren
in de woonwijken andere soortgelijke op wijkniveau ope
rerende bedrijven in die wijkcentra bemoeilijkt worden,
zo niet onmogelijk worden gemaakt.
Het winkelapparaat van de binnenstad bevat meer dan
voldoende winkels in het - ook door Primarkt c.s. -
aangeboden assortiment, zowel in food en non-food.
Als Primarkt c.s. dan al een functie voor de bewoners
van de binnenstad zou vervullen, dan is dat op distr.
plan gronden niet nodig en feitelijk ongewenst.
Er bestaat in Breda-Noord zeker behoefte aan relatief
grootschalige winkelbedrijven. In het wijkwinkelcentrum
Hoge Vucht zijn er enkele gevestigd. De regelmatige
wisseling van ondernemer en de leegstand in sommige
van die panden wijst op onvoldoende bedrijfsch. moge
lijkheden dit type in de wijk te exploiteren een en
ander mede veroorzaakt door een aantal perifere vesti
gingen en dus een overaanbod.
Het beleid is erop gericht bedrijven met een assorti
ment als Primarkt e.d. juist in de wijken een vesti
gingsplaats te garanderen met name om juist alle wijk
bewoners - dus niet alleen of voornamelijk autobezit
ters - een dergelijke keuze aan te bieden.
Het beleid mag er niet op gericht zijn zich alleen of
voornamelijk op bepaalde doelgroepen van consumenten
te richten.
Wanneer dit soort perifere bedrijven bovendien een boven-
wijkse functie vervullen wordt de situatie in dat ver
band alleen nog maar ernstiger.
Gezien het opgemerkte hiervoor kan absoluut niet gespro
ken worden van beperking van het meest doelmatige gebruik
daar het gebouw zich (wat het gebruik betreft) ook uit
stekend leent voor andere doeleinden.
Overgangsrecht is hier van toepassing.